zondag 30 december 2012

Voorzichtig Horatius

Ineens had ik zin om Horatius te lezen. Graag wilde ik zijn woorden inslurpen. Bang was ik dat de betekenis van zijn woorden mijn genot verpestten.

Nog banger was ik voor de moraal. Al te zeer was ik al geïntimideerd door de inleidingen van Piet Schrijvers en door het gewicht van de boeken van Historische Uitgeverij.

Ik zocht hulptroepen om Horatius te kunnen prijzen en hem zodoende alsnog te kunnen lezen.

Eerst las ik een schrijver van wie ik verwachtte dat die wel kritisch zou zijn, Pfeijfer. Die vindt Horatius braaf, verfoeit zijn moraal van de gulden middenweg. Maar de taal maakt alles goed! In de Satiren prijst hij het gebruik van spreektaal die moeiteloos is ingevlochten in de poëzie.

Toen zocht ik bij Nietzsche. Ook die prijst Horatius, vanwege zijn taal. Maar Nietzsche had behoefte om zijn prijzing vooraf te laten gaan door iemand die verstopt zit in de geschiedenis van prijzingen, iets wat je van Horatius niet kunt zeggen. Sallustius is de naam. Hij is immuun voor de grootse moderne dingen in Rome. Zijn beheerste en intense taalgebruik, typisch Romeins, levert Nietzsche het model om Horatius te kunnen prijzen.

Toch blijft oplettendheid geboden. Zegt mede-epicurist Lucretius niet dat de boodschap makkelijker binnenglijdt wanneer hij mooi verpakt is? Hoe houden we ons immuun voor Horatius' gevaarlijke boodschappen van braafheid en loyaliteit aan het Imperium?

De prijzing is in dit geval een tactiek om voorzichtig te naderen, via een omweg, en met een vluchtroute. Als een hert dat eindelijk een bron vindt, maar niet op zijn Augustinus gaat slurpen, maar om zich heen blijft kijken.

Overgave retour

Prijzingen, ze ontschieten me.

Er is tijdsverschil, tijd om te zien hoe de prijzingen iets van een kant bekijken.
Om te zien hoe de dingen terugkijken naar hun prijzing.

Het is een magische daad die het ding onbeweeglijk wil maken en waarmee ik - dus! - mezelf onbeweeglijk maak.

De prijzing is een bekentenis.
De bekentenis is een overgave.

De ene magische daad roept de andere op, want zoals de heksen zeggen:
wat je geeft krijg je drie keer terug.

Tijd voor wat knalwerk.

Prijzingen, ze ontschieten me.

vrijdag 28 december 2012

Caesar moet worden vermoord!

Soms verlang je naar een rommeltje. Een film uit het gezellige Zuiden waar wat dialecten door elkaar klinken. Waar mensen spelen die wat gerommeld hebben met hun leven.

Maar dan, gaandeweg, blijkt de film best afgewerkt. De spelers dansen door de gangen, zelfs hun versprekingen zijn nog juweeltjes, bewust en betekenisvol.

De tijden schuiven telescopisch ineen. Caesar, was dat niet die generaal die koning wilde zijn maar niet mocht? Was dat niet het spook dat bij Shakespeare Brutus achternazat in Philippi? Of die crimineel die rol en persoon dreigde te verwarren uit een overschot aan eergevoel?

Ik moet ook denken aan de vroegere levensvorm van een vriend. Hij schaamde zich er meen ik wel voor.

Maar beter nog deze genante voorouder dan de schim in de cel die niets meer mag. Of zelfs de bewonderenswaardige Caesar van Shakespeare zelf, levend als karakter of spook, wat maakte het hem uit.

Toegang tot de rommel hebben we nog steeds. Want wat zijn de bezoekers vluchtig in beeld, wat zitten wij gespreid en zeldzaam in de zaal, wat kunnen we de Italiaanse dialecten volgen ook zonder toelichting.

Het woord Kaos is door de oude Tavianibroers meegenomen naar hun productiemaatschappij. Kaos, dat heeft nog steeds evenveel te maken met Chaos als met gecontroleerde scènes, met de schaduw van een genius, een Pirandello of een andere hoge vogel.




donderdag 27 december 2012

Dit zijn de namen

Op tv was ooit een wandelingetje te zien in een kloostertuin. De beroemde schrijver Tommy Wieringa keek er samen met de Dominicaan André Lascaris terug op de tijd dat hij in dat dorp zijn Joe Speedboot zat te schrijven. Lascaris legde hem voor de camera nogmaals uit hoe het zat met romans, en wat de Franse filosoof René Girard daarvan wist.

De lessen blijven doorklinken. Misschien ontstaat er een herhalingseffect dat tot vervoering leidt. Zo komen we dichter bij het mysterie. Het mysterie van de overgeleverde godsdienst en het mysterie van een religie die onder onze neus ontstaat.

Misschien ook daarom gebruikt Wieringa zijn herhalingseffecten om (als) dichter bij een dergelijk mysterie te komen. Een zekere saaiheid, soms op het irritante af, weerhield me bijna om door te lezen. En die geforceerde korte zinnen waarin de schrijver laat horen hoe strak hij zijn materiaal beheerst. En die flinke toon waarmee de schrijver bewijst dat hij zijn wijsheid graag wil laten horen via het gegeven van het geweld en het oog in oog met de dood ('Koppen dicht! riep hij moedig tegen een zaal rumoerige jongeren toen hij er voorlas). Een toon die alleen maar versterkt wordt door de prijzingen die hem ten deel vielen en die ik ook met deze prijzing weer dreig te versterken zodat het mysterie wordt overstemd. Zou de prijzing lukken, dan kleeft ook daar het nodige geweld aan.

Want het gaat om het zwarte hoofd van de neger, zoveel is duidelijk. Zoals in Sonny Boy, die zijn ouders hielp om zichzelf en de Joden door leven en dood te helpen. Ook bij Wieringa gaat het om de poging de tocht te volbrengen, zoals in Platonovs Dzjan waar de beschaving barbaars is geworden en de messiaanse kracht alleen in de woestijn kan ontstaan. En in Exodos natuurlijk.

De neger is doodgestoken door een groepje vluchtelingen ergens in Rusland. Zijn hoofd wordt afgesneden en later vereerd.

Stel dat de lessen van Girard blijven doorklinken. Dan is de moord op de neger niet minder dan logisch. Het begeerde doel lokt een mimetische dynamiek uit die zich als geweld ontlaadt op de zondenbok. Precies dat proces keert zich - o mysterie! - om in de zondenbok zelf. Hij wordt het aanbeden symbool van onschuld en verleent zin aan de geschiedenis van allen die aan dat proces deelnemen.

De herhaling is gesymboliseerd in commissaris Pontus Beg (denk aan Pontius Pilatus en aan de bruggenfunctie van een priester, 'pontifex'). Hij wil Jood zijn en erkent dus de exodos. Maar hij ziet ook de religieuze strekking van de moord op de neger, van gojim dus. Herhaling, doorgang, overgang. Want hij wil dat de jongen Jood wordt, ook al is hij het niet van geboorte, en naar Israël gaat.

Het lijkt of profeet Wieringa (in naam van Lascaris, in naam van Girard, in naam van 'De naam') zegt: pas op met jullie veroordelingen, van Israel, van het negerhoofd. Precies daar is de kern van jullie religie gelegen. En of je eraan wil of niet, het verfoeide symbool kan ineens jullie redding worden.

Die redding is onweerstaanbaar.

dinsdag 25 december 2012

Nero, de bloedige dichter

Deszö Kosztolányi (1885-1936) geldt als de Hongaarse Hugo von Hoffmansthal. Literatuur produceert geen sociale bevrijding, is nostalgisch van toon en onderstreept de eenzaamheid.

Nero, de bloedige dichter zou volgens de inleiding van Thomas Mann vooral ironisch zijn. Nero is een slechte dichter in dubbele zin, esthetisch en moreel. Dat blijkt volgens Mann vooral in twee scènes, het gesprek met Seneca en dat met zijn (niet-biologische) broer Brittanicus. De plot is dan nog niet erg ver gevorderd. In het vervolg verdwijnen de subtiele misverstanden naar de achtergrond en gaat het er allemaal wat dikker bovenop liggen, zonder dat het grotesk wordt. De sociale beschrijvingen van Rome ziet Mann als maatschappijkritisch.

Volgen we hem daarin, dan moeten we het beeld van Kosztolányi als burgerlijk conservatief inkleuren. De eenzaamheid van Nero creëert een samenleving van bange mensen die hem naar de mond praten (Seneca) of van hysterische vrouwen die grip op hem krijgen (Poppaea).  Voor talent of integere personen (Brittanicus) is in die samenleving geen plaats. Aan de andere kant is de macht van Nero niet oneindig. Als de bijval om hem heen ophoudt is het met hem snel gedaan en grijpen de militairen de macht.

Kosztolányi gebruikt zijn talent voor een koppeling van psychologie aan poëzie. Hij schuurt voortdurend langs de empathie en de vervreemding zonder dat zijn toon geforceerd overkomt. Hij houdt zich trouw aan zijn bronnen (Suetonius en Tacitus) maar doet hun successcènes (de moord op Agrippina op het geprepareerde schip) niet automatisch over.


vrijdag 21 december 2012

Reizen zonder John

Geert Mak lijkt wel God de Vader, zo met dat haar, die stem en die milde blik op de geschiedenis.

Het werd dus hoog tijd om eens in zijn eigen Eden rond te rijden. Zijn komst was voorafgegaan door John, John Steinbeck, die een halve eeuw eerder rondreed door de VS. Niet dat John op de hoogte was van Geert Mak, maar wel - en daar komt het op aan - van het einde van de geschiedenis. John had overigens wel een reisgenoot, zijn hond Charley. En af en toe zijn vrouw.

Die vrouw, daar is vaak iets mee als je met God te maken hebt. Want dat 'af en toe'  bleek niet helemaal waar, zo wijst onderzoek uit. Maar liefst de helft van de reis verving ze Charley op de voorzitting. En ook Geert praat gedurende zijn 600 pp bijna niet over zijn Mietsie. Zij lijdt aan een schildklierziekte waardoor alles haar extra veel energie kost. Daarover dus niets in 'Reizen zonder John', wat dus in zekere zin ook een 'reizen zonder Mietsie' is, maar dan met Mietsie.

Die Steinbeck was in die zin een Amerikaan dat hij het belangrijk vond geen 'sissie' te zijn, door zijn sissie-zijn te verhullen. Reizen zou je dus kunnen opvatten als een vlucht voorwaarts, het motief van de Frontier, Go West. Op een gegeven moment kom je erachter dat jij het niet bent die de reis maakt, maar dat de reis jou maakt. En ineens is die reis weg. Dat overkomt John en Geert op de terugweg, zo ongeveer wanneer ze New Orleans achter zich hebben.

Iets dat zo groot is dat je het niet kunt bevatten, een reis, een land, een droom. Bij alle vaststellingen van achteruitgang blijft die droom merkbaar, bijvoorbeeld in de veerkracht van het volk. Steeds wanneer je denkt dat het bijna voorbij is gaat het weer een tijd door. Zo kan het dat Geert nog steeds met zijn gezicht naar het einde staart dat John al voor hem had uitgetekend.

De echte westgrens, dat is niet de weg, niet de sky, maar de Pacific. De Amerikaan wil naar de Pacific om te kijken naar zijn bestemming. En die ligt tegenwoordig meer aan de Pacific dan aan de Atlantic. Geerts nostalgie staat zodoende op het punt om om te klappen in een verwelkoming van de eeuw, de eeuw die niet de eeuw van zijn vader is.

Een andere Pacific-achtige substantie is de literatuur. Geert Mak leest Travels with Charley als een spiegel van Amerika op zijn omslagpunt, als een historische markering. Maar tegelijk leest hij literatuur. Een bepaalde vorm van waanzin kan niet anders dan hem ontgaan, of in sterk verdunde, milde vorm tot hem komen.

Hier staan wij, sta ik op het punt mijn eigen Amerika-liefde in het gezicht te kijken. In ons huist een Amerika-passie die ons is ingegoten met de revolutie, de Marshallhulp en de popcultuur. Die passie heeft iets te maken met zelfuitputting via bewondering, verwondering, Big Biggest, gezichten, bekommernis, woede, totdat de weg gewoon maar de weg is. Na Steinbeck kwam Kerouac. Een klinisch soort vrede, geholpen door amfetamine, drank, marihuana.

Die passie blijft de limiet van reizen zonder John.


woensdag 19 december 2012

Kingdom of Heaven

De film lijkt een echt epos vanwege de dimensies, het romantisch-historische karakter en vanwege de held. Net als Aeneas of Odysseus blijft Balian gericht op zijn doel dat morele utopie en historische bestemming combineert.

Het is misschien onmogelijk - aldus Hegel - om tegenwoordig nog een epos te bedenken. In Kingdom of Heaven is die onmogelijkheid verbeeld in de opgave van de kruisvaarderstaat Ibelin. Hier was de droom gerealiseerd om Christenen, Joden en Moslims te laten samenleven. Ibelin ging ten onder in de clash tussen fanatieke christenen en machtige moslims.

Wat overblijft is een combinatie van genade met romantische liefde. Balian staat op het punt een moslimdienaar te doden maar laat hem gaan. Later is de situatie omgekeerd. De dienaar blijkt een generaal van Saladin te zijn en kan Balian doden, wat hij niet doet.

De romantische liefde is de exclusieve band tussen twee personen. Ook deze is prima te verenigen met het opgeven van machtsposities. Sibylla doet afstand van haar koningschap over enkele kruisvaarderstaten om Balian te vergezellen in zijn anonieme leven als smid in zijn oude dorp.

Genade en romantische liefde zijn in het epos eerder vertoond, zie opnieuw weer Aeneas en Odysseus. Alleen werden daar de machtsposities uiteindelijk weer opgebouwd of heroverd.

Voor een christen (zelfs een atheïstisch geworden humanist zoals Balian) is dat niet nodig. Zijn Kingdom of Heaven kan altijd romantisch worden geherinterpreteerd.

In die zin is de film volstrekt ahistorisch. De christelijke romanticus kan altijd weg: weg uit de macht, weg uit de grotere verbanden, weg uit de eigen tijd naar de toekomst. Aan het eind rijden Balian en Sibylla gezamenlijk naar het Westen.

In die zin is Kingdom of Heaven, hoe slecht hij in de VS ook ontvangen is, een echt Amerikaanse film. Maar geldt voor elk messianisme niet dat het wordt afgewezen door het volk waaraan het wordt aangeboden?










woensdag 12 december 2012

De barbaren

Alessandro Baricco pakt een probleem op dat al in de Oudheid speelde. Hoe werd de grens getrokken tussen 'ons' beschaafden en 'hen', de barbaren? In de taal: 'brabbelaars'? Met een muurtje (Hadrian's wall)?

Het was misschien ondenkbaar dat de beschaafden zelf veranderden in barbaren. Het was in elk geval hun grootste angst, groter nog dan de angst dat de barbaren kwamen binnenvallen. De besmetting.

Weten we van de barbaren nog wat ze zijn, van de 'nieuwe' barbaren weten we dat nog nauwelijks. In zekere zin is het boek van Baricco een verwelkoming van die nieuwe barbaren. Je schiet er weinig mee op wanneer je je terugtrekt in je burcht en het land aan de barbaren laat. Beter kun je met hen kennismaken en doorgaan met sturen, grip krijgen op de situatie.

De nieuwe barbaren kun je niet interesseren voor de waarden van traditie door hen te verleiden. Ze zullen wel soms de voordelen van die verleiding meepakken maar de inhoud laten liggen, of verdunnen tot nostalgie.

Wel kun je hun bestaan veredelen. Dat en niets minder is de inzet van Baricco. Hij wil zich verdiepen in de nieuwe barbaar, zijn Hollywoodwijn en steriele voetbal. Maar daardoor wil hij meer grip op hem krijgen, zodat zijn leven tot een beschavingsniveau wordt gebracht. Een beschaving die alleen voor hem geldt, die bij hem past.

Vreemd genoeg ontbreekt het christendom volledig in dit boek. Was de christianisering van de Romeinen niet ook een mutatie van de oude, beschaafde Romein? Moesten de oude filosofen niet eveneens bedenken hoe ze de nieuwe, volkse christenen te lijf konden gaan op basis van een principiële acceptatie? Mocht dit ergens op slaan, dan is er een verwisseling in zicht. De Romeinen werden door hun mutanten immers al gauw zelf als een soort barbaren gezien.

Tweede teken van die verwisseling: de stijl van Baricco zelf. Dit boek geldt als leesbaarder dan de andere, de romans. Hij heeft de stukken ook snel geschreven. Het is alsof hij de nieuwe barbaren ziet als nieuwe beschaafden, bij wie hij wil horen door hen al te imiteren voordat ze bestaan. De veredeling geldt dus allereerst ons, ons beschaafden. Ons, barbaren.


zondag 9 december 2012

Het Rome van Gijsbrecht

De Gijsbrecht bevat een structuur, een bouwsel, is zelf een structuur maar vertelt ook iets over structuur, over de betekenis van bouwen.

Gijsbrecht is de nieuwe Aeneas (deze verwijzing heb ik van collega Jolien Brussen) die van geen wijken weet, maar uiteindelijk vertrekt om elders een nieuwe stad te stichten.
Maar het stuk wordt opgevoerd in de stad die in het stuk in vlammen opgaat.
Het is alsof Amsterdam voor de ogen van de Amsterdammers wordt vernietigd en weer opgebouwd, alsof de stad zelf Nieuw Holland is.

De Gijsbrecht lijkt zodoende zelf een transsubstantiatie, een niet-rationele metamorfose door goddelijke aanraking. Vondel trekt de parallel met Jacob van Kampen die temidden van de strijd al aan het bouwen is. Bouwen wordt een metafoor voor het werken aan vrede temidden van de oorlog.

Het stadsbestuur wordt door Vondel in een persoonlijk voorwoord verwelkomd, maar komt bij de opvoering niet opdagen. Het stuk bevat teveel katholieke elementen. Die zijn niet moeilijk te vinden. Het Clarissenklooster wordt door de Kennemers en Waterlanders geplunderd en in brand gestoken. Er wordt gezegd: het zijn martelaren en uit hun bloed wordt de nieuwe wereld geboren. Eenzelfde beeld wordt gebruikt voor Gijsbrecht en zijn gezin wanneer ze de dood verwachten.

Het gaat om meer dan katholieke elementen. Het gaat om een persoonlijke overtuiging van (de toen nog doopsgezinde) Vondel. Vrede kan niet voortkomen uit de politieke versplintering van de calvinisten. Wel uit een metamorfose die tegen alle redelijke verwachtingen indruist.

En nu die structuur. Je zou de Gijsbrecht kunnen zien als de metamorfose van het Trojaanse paard. Het paard was zojuist nog opgedoken als het turfschip waarmee Breda op de katholieke Spanjaarden was veroverd, en duikt in de Gijsbrecht op als een schip met brandhout waaronder Gijsbrechts vijanden verstopt zitten.

Nu zou de schouwburg via de Gijsbrecht wellicht geduid kunnen worden als een Trojaans paard waarmee de harten der calvinisten en hun tegenstanders moesten worden veroverd. Amsterdam als het nieuwe Rome.

Enkele jaren later bekeert Vondel zich tot het katholicisme. Maar dan is het momentum al voorbij, de kans om de hele wereld te verzoenen rond Gijsbrecht, de Gijsbrecht.


zaterdag 8 december 2012

De dodelijke empathie van Appel

René Appel schreef een bijdrage in de Volkskrant over het geweld tegen de grensrechter in Almere. Zelf maakt hij als clubscheidsrechter regelmatig mee dat vaders en clubleiders de controle over hun emoties kwijtraken.

Dat laatste gebeurt ook in Appels thrillers, zoals in De echtbreker. Alleen beschrijft hij daar preciezer - empathischer - hoe dat in zijn werk gaat. Dominee Bart zegt steeds tegen zichzelf en tegen zijn minnares dat hij ermee moet stoppen, en gaat vervolgens weer naar haar toe.

De sterkste empathie schuilt niet in de poging van de dominee zich goed te gedragen. Zijn minnares voelt feilloos aan dat zijn formele nee wordt tegengesproken - overruled - door de blik in zijn ogen, de begeerte die uit zijn lichaam spreekt. De echte empathie schuilt dus in de doelgerichte interpretatie van het lichaam.

Het is vooral de doelgerichtheid die Appel aanwijst als de bron van het kwaad. De minnares wil Bart, zoals de clubleiders willen winnen en hun agressieve sterspelers beschermen. Voor dat doel zijn ze zelfs bereid het leven van hun geliefde te offeren.

Transponeren we de verleidende kracht van de thriller naar het voetbalveld, dan zien we hoe graag we ons - vanaf het fluitsignaal - laten aansteken door het geweld.









zaterdag 1 december 2012

Blackburn's Politeia

Bij Politeia denk ik meteen aan Plato, maar ook aan staatsvormen. Dan kun je wel zeggen: ideale staatsvormen, maar in elk geval iets dat ergens bestaat. Je ziet, het woord 'bestaat' draagt evenals het woord 'staat' iets in zich van de betekenis: overeind blijven. Het rare van Politeia is dat het aan de ene kant een boek is waar zelfs een vijand als Simon Blackburn niet omheen kan. Aan de andere kant zegt het boek van Plato zelf al dat er nergens een staat bestaat zoals die beschreven staat in De staat.

Blackburn laat zijn overdenkingen uitmonden in wat hij als hoogtepunt presenteert, een citaat: 'Het maakt trouwens niets uit of zo'n staat bestaat of ooit zal bestaan. Je zult je hoe dan ook met de politiek van geen enkele staat willen bemoeien, behalve dan met de politiek van déze staat.' (Blackburn p.143; Politeia IX, 592a-b)

Je kunt er met Blackburn de draai aan geven dat precies de gedachte van zelfbeheersing, die centraal staat in Politeia, een enorm historisch belang heeft. Dat belang maakt het tot meer dan alleen een gedachte-experiment. Je zou ook nog verder dan Blackburn kunnen gaan en het lezen van Politeia, wat haast automatisch - door de irritaties die het boek oproept - kritisch lezen wordt, zelf opvatten als een daad van zelfbeheersing, die de kern van rechtvaardige politiek uitmaakt. Dat verklaart misschien, zou ik zeggen, iets van het zelfverwijzende of tautologische van Politeia. Politeia lezen is de betekenis van Politeia.

Maar wat is Blackburn's Politeia? Hij begint en eindigt met het beroemde Whitehead-citaat, dat de Europese filosofie 'bestaat uit een serie voetnoten bij Plato' (Process and Reality, 1929). Blackburn herneemt die gedachte zo dat de betekenis van Politeia vooral schuilt in zijn vraagstelling, namelijk hoe we ons leven moeten leven. Niet de antwoorden en conclusies doen ertoe, maar de vraag zelf, de ene vraag.

Hebben we dan te maken met een Frömmigkeit des Fragens of minstens van de vraag, van deze ene vraag? Nee, het gaat Blackburn's Plato evengoed om een antwoord op deze vraag. Of wellicht ook om noch de vraag, noch het antwoord. Om iets dat ertussenin hangt, zoals het proces van Whitehead. Blackburn's laatste zin: 'In een tijd waarin de energiebronnen van de wereld opraken ... zou onze toekomst wel eens heel goed kunnen afhangen van de vraag of we in staat zijn een antwoord te formuleren op Politeia.'

Hiermee, met deze laatste zin, slaat de tautologie om in een zwartblakerende allologie, het 'statische' platonisme wijst naar zijn tegendeel, een aristotelisch dynamisme. De staat, dat wil uiteindelijk zeggen: ons bestaan, hangt af van ons in staat zijn.

In een boek waarin wordt beweerd dat niemand om Politeia heenkan, zelfs niet Blackburn zelf, kun je zijn conclusie op twee manieren lezen: ja, we zijn altijd al in staat tot een antwoord, dat bewijst nu precies de kracht van de vraag. En nee, we zullen nooit in staat zijn tot een antwoord, want een evaluatie van dat antwoord zou een bestaan voorbij het einde van onze tijd impliceren. En dat stond nu juist ter discussie.

Een volgende stap zou kunnen zijn om Politeia weer geduldig van kaft tot kaft te lezen. Die stap is altijd mogelijk, als iets waarmee je begint. Maar herlezen is ook onmogelijk, vanwege de enorme beladenheid van het boek, de talloze rampen die voortvloeiden uit de politieke experimenten. Blackburn leert ons dat Politeia lezen bovenal onvermijdelijk is. Ook in die zin zitten we opgezadeld met een proces.







donderdag 29 november 2012

Baricco Emmaüs

Baricco was gefascineerd door massacultuur, misschien zoals de vader van Luca in Emmaüs graag op het balkon stond. Hij zag auto's voorbijzoeven, wachten voor het stoplicht en weer optrekken. Gebeurt er iets? Ja, want zijn zoon pleegt zelfmoord. Maar tegelijk gebeurt er ook weer niets. En dan wordt het toch weer filosofisch.

De gebruikte taal is die van religie. De Emmaüsgangers weten ook niet wat er gebeurt, al denken ze dat er iets gebeurt. En als het dan uitkomt, dan zit het gebeuren in kleine gebaren van de medereiziger. Eigenlijk gebeurt er dus ook weer niets.

Hoewel sommigen denken dat Baricco na City bedachtzamer is geworden, en na De barbaren minder helder, is het lang niet zeker dat Emmaüs een filosofisch boek is. Hooguit zou je het kunnen zien als een impliciete beschouwing over incarnatie, hoewel het echte vlees steeds vanuit die gefascineerde afstand figureert. Het is dus meer vanuit de icoon dat de wereldse tegenstellingen worden overgoten met licht dan vanuit de spieren, het bloed en de rotting.

Daardoor weet je niet meer zeker of deze katholieke jongens met hun leading lady buiten de massacultuur staan. Ze zouden evengoed de kern ervan kunnen vormen.




zaterdag 24 november 2012

Walsers instemming

De grote Goethe wilde bij zijn verlangen naar liefde heerser blijven over zichzelf. Daarom misschien moest hij - als schrijver althans - het fenomeen liefde voor literatuur redden via de lezers. 'Wer mich nicht liebt, darf mich auch nicht beurteilen.' De beoordeling kan evengoed de vorm aannemen van Kritik als van Lob, prijzing. In die zin vraagt misschien ook de roman Tod eines Kritikers van Martin Walser niet om een prijzing maar om iets anders. Misschien is de term instemming (Zustimmung) passender, zoals Walser via zijn personage Silberfuchs suggereert.

Het boek van Walser is dan misschien ook niet wat het lijkt, een afrekening in romanvorm met zijn plaaggeest Marcel Reich-Ranicki. En, bijgevolg, is ook de overheersende reactie van Duitsland op het boek misschien niet wat het leek, een verontwaardigde afkeuring. Dat zou je al kunnen opmaken uit het motto van de roman: 'Quod est superius est sicut inferius.'

Maar je kunt ook kijken naar de verborgen betekenis van de mystiek in de roman. De verteller is kenner van mystiek, en komt daarin overeen met de beroemde Gershom Scholem (wiens boek ter recensie wordt voorgelegd aan een professor die, naar verluidt, Habermas verbeeldt). Later blijkt de verteller in te stemmen met Nietzsches machtsfilosofie. De lezer is, op dat punt aanbeland, misschien weer vergeten dat de verteller deze visie laat voortkomen uit de mystiek van Böhme en Seuse.

Zoals de titel al suggereert, speelt Walser zijn verborgen gevechten uit via de genrekenmerken van de thriller. De criticus Reich-Ranicki (in de roman heet hij Ehrl-König) wordt gedood door de schrijver Hans Lach die hij in zijn tv-show had afgemaakt. De schrijver bekent later en belandt in een psychiatrische inrichting. De verteller wil hem redden, en wil hem voorzien van een alibi. Dat mislukt, maar blijkt uiteindelijk ook niet nodig. Ehrl-König is springlevend. Hij had zijn moord in scène gezet om te verhullen dat hij zich die avond met een lekker ding had vermaakt.

De redding lijkt dus niet te bestaan in het vrijpleiten, maar in de kwestie hoe je via het schrijven de macht over jezelf kan winnen, dit - naar het schijnt - in tegenstelling tot de zelfenscenering van tv-shows als die van Reich-Ranicki. De verteller recenseert zelf een roman van Lach en schrijft later ingesproken cassettebandjes in van Lach als die in de inrichting zit.

Maar gaat het wel om een prijzing van het schrijven? Is de roman van Walser niet eerder zelf een enscenering? Dat zou je alleen al kunnen afleiden uit de verontwaardigde reacties van Duitsland op het boek, die niet alleen in werkelijkheid losbrandden, maar waarop Walser in zijn boek breeduit anticipeerde. Het lijkt er dus sterk op dat Walser zich door zijn vijand Reich-Ranicki heeft laten inspireren. Maar ook als, of misschien wel vooral omdat, iedereen deze verborgen inzet ontgaat, zou je Walsers roman als mystieke metamorfose van Ranicki's show kunnen lezen, als Zustimmung.

Ook de naam Ehrl-König zou daarop kunnen wijzen. Het staat je volkomen vrij om met sommige critici Reich-Ranicki te zien als de vader die de schrijvers in zijn armen laat sterven. Maar lees Tournier (Le roi des aulnes) opnieuw en je ziet een vader die zijn kind draagt. Wie is de vader, wie het kind? Na de dood van God is die vraag niet eenvoudig te beantwoorden. Het schrijven kan die plaats alleen maar invullen wanneer de verheven liefde zich voordoet als enscenering, inferieure komedie, schijngevecht in de media.








zondag 18 november 2012

Thomas' Omega's

Nee, ik heb De rode loper van Rosenboom nog niet gelezen, zag hem alleen op televisie. Wel dacht ik dat hij hier - wellicht bewust - gevangen zat in de logica die hij daar met Brands uittekende. De kiem van zijn werk zou bestaan in een eenling met een goed idee, die het net niet lukt om dat idee uit te bouwen. En, zoals je aan deze formulering al kunt zien, dat is misschien wel eigen aan de idee van een kiem als zodanig. Die kiem kan pas echt kiem zijn wanneer hij zijn bestemming bereikt. Maar dan is hij geen kiem meer.

Wat er dan overblijft is: blijven lopen. Lopen deed Rosenboom zelf. Lopen deed Johannes de Loper in Zoetemond. Lopen doen de mensen over de rode loper naar de film, waar ze zichzelf willen terugzien. Lopen deed de zwaan over de beijsde Amsterdamse brug waar hij niet overheen kwam.

Het is de logica van de tragikomedie, omdat pure tragedie leidt tot de struikeling van allen, de dood, het leven van een steen. In de komedie daarentegen is de struikeling pure winst, oneindige uitweg. Daarom moet je blijven zoeken naar de loper die past op sloten en lopen in alle sloten tegelijk.

Die loper zou kunnen bestaan in het terugkijken naar jezelf. Je stopt daarmee alle lopen dat nergens toe leidde, het lopen van de eerste helft van je leven. Je zet bovendien dat lopen op een hoger niveau door, het lopen dat je volgt met open ogen.

Hoeveel lopers hebben al gelopen om deze tweedeling van hun leven te vieren, te besluiten, te openen, om over te lopen en openingen te dopen?

Hoelang zal Rosenboom ons lopen nog volgen, rond al deze o's,  elk alfabet voortijdig of tijdig eindigend?





woensdag 7 november 2012

Ont

Opnieuw lijkt het om semiotiek te gaan. Ditmaal is het iemand die, zoals wij allemaal soms, erbij probeert te komen, en soms denkt dat hij het gevonden heeft.

Wat een loser in Groningen lijkt, is bij nader inzien een elckerlyc. Typisch Gronings, maar eerder die van de openbare toiletten onder de grond ('Metro') dan van de Martinitoren. Hij bouwt een soort Argo, een groep met allerlei schijnhelden waaronder zelfs een Limburger. Vanwege de groteske (tragikomische) toonzetting tuimelen held en loser in elkaar om. Typisch (kinderlijke) mannen dus. Maar wie kent hen beter dan de vrouwen? Bijvoorbeeld de Manja die Isebrand had ontslagen maar hem uiteindelijk liefdevol (en/of dronken) in bed opneemt.

De semiotiek beheerst de helden als een graal. Het voorvoegsel ont- ontbrandt een queeste via rijmwoorden zoals kont. Het roept daarnaast een filosofische verwondering in het leven, want welke betekenissen krijgen woorden door er 'ont-' voor te zetten? Niet alleen ontkenning, zoals in het woord ontkenning, maar ook intensivering, zoals in het woord ontbranden.

Het blijft allemaal dichtbij. Het blijft het leven zoals het geleefd wordt en vanuit licht absurdistische schijnwerpers wordt belicht. De tekenketens ontstaan vanuit ontbranding, roes en verwondering.

Ik , het elckerlyc, word gelezen. Ik ben Isebrand, maar dan ont-absurdeerd.


vrijdag 2 november 2012

Terrin post mortem

Via Terrin kun je de semiotiek misschien beter doorgronden.
Iets van alle zweverige zaken, waaronder literatuur, heeft te maken met het leven na de dood, als we niet meer in ons lichaam lopen maar wel voortleven in de hersens van anderen.
Je zou kunnen zeggen: we zijn dan tekens geworden, even eeuwig als vluchtig.

Anders wordt het misschien wanneer die herinneringen veel zullen betekenen voor hen die voor jouzelf veel betekenen, zoals bijvoorbeeld je kleine dochter. Zij zal geen herinneringen van je hebben wanneer jij overlijdt voordat ze oud genoeg is om die herinneringen op te bouwen.

Vanuit deze gronding wordt het spiegelpaleis van de roman Post mortem opgetrokken. Uit liefde voor 'de literatuur', whatever it may be, en uit liefde voor de dochter van de schrijver. Whoever she may be. Hoewel het geen toeval kan zijn dat zij Renée wordt genoemd, herborene, om de man die hersterft van tegenwicht te voorzien.

Je zou concluderen dat de man zijn autobiografie uit liefde schrijft, ook van literatuur houdt, en dat wil laten zien, dan moet de autobiografie appeltje eitje zijn.
Maar helaas. De man zit met een biofobie, die je in eerste instantie (maar niet uitsluitend) moet opvatten als een biografiefobie, een angst voor de biografie. Hij voorziet namelijk al hoe de anderen met zijn identiteit op de loop zullen gaan. Ze nemen zijn dochter de toekomstige herinneringen af, ze nemen haar haar vader af.

Wellicht zit de zin van de onderneming in de gastvrijheid. De roman moet - of de schrijver dat nou leuk vindt of niet - de herinneringen, het spel ermee en hun verdraaiingen welkom heten. Even anti-immuun als het lichaam van Renée.

De verwelkoming betreft noodzakelijkerwijs ook de disseminatie, de verspreiding van tekens voorbij je controlegebied. Denk aan René Steegmans, wiens naam is samengesteld uit de naam van de dochter, en die van de hoofdpersoon Emiel Steegman zelf.

Of denk aan de naam Terrin. Die moet te maken hebben met de terra, de grond die ons kan opsluiten, zoals de onderaardse gangen in De bewaker en het ziekenhuis. Via ondoorgrondelijke tekens kan hij ontsnappen, zoals de plek op de frisdrankautomaat in het ziekenhuis, of de literatuur. Het kan dus geen toeval zijn dat Terrin Terrin heet.

Bij Terrin zou je ook kunnen denken aan terrein. In de roman is hij op zijn terrein. Daar kan hij de vervelende zaken omtoveren tot mooie zinnen. Daar kan hij altijd naar ontsnappen. Daar kan hij de immuniteit scheppen die zijn dochter ontbeert. Daar kan hij ontsnappen aan zijn eerste en aan zijn tweede dood. Daar kan hij ontsnappen aan de verdenking van verkrachting en moord. Ontsnappen aan het leven: de biografiefobie blijkt ook een biofobie.

En je kunt denken aan de grond waarin de schrijver zal liggen (de scène van de laatste bladzijden), de angst voor zijn dood als drijvende kracht van schepping. De semiotiek wordt alsnog gegrond in de dood die op de eerste plaats de eigen dood is. Zelfs de eerste dood biedt geen soelaas, ook de tweede dood moet worden gevreesd.

Voor zijn riskante creatie is Terrin geprezen met de Ako-literatuurprijs. Ook een dergelijke prijs wordt in de roman al voorzien. In die zin is het een prijzing post mortem.




zondag 28 oktober 2012

Manguels Homerus

Aan de ene kant wil je weten dat er een Homerus was, wie hij was. Aan de andere kant weet je dat je hem niet zult vinden en wil je betekenis toekennen aan die onmogelijkheid.

Manguel maakt van zijn zoektocht naar Homerus een receptiegeschiedenis en soms een beetje een Odyssee. Je zou in de verleiding kunnen komen zijn boek als een Odyssee van de Odyssee te lezen. Maar daarvoor ligt de nadruk in het boek tezeer op de Ilias.

Geen theorieën over het vreemde laatste hoofdstuk van de Ilias, hooguit een tamelijk droge samenvatting van elk der 48 hoofdstukken van het epische werk. Wel een grote aandacht voor de vrouwen, voor de theorie van Samuel Butler dat Homerus een vrouw was. Hier ligt dan misschien ook zoiets als een sleutel tot het begrijpen van Manguels onderneming.

Hoe dan ook, Manguel geeft blijk van sympathie voor de Italiaanse romanschrijver Alessandro Baricco, die zijn eigen versie van de Ilias schreef en opvoerde in 2005, in de schaduw van de oplevende oorlogen in de wereld. Vrouwen zijn ook bij Homerus sterk in het uitstel van de oorlog door woorden. Woorden over oorlog blijken te kunnen functioneren als substituut-oorlog: ze bieden dezelfde voordelen, dezelfde intense ervaring, niet de nadelen. Dat geldt zelfs voor een lofzang op de oorlog. Zoals dus de Ilias. Homerus schiep een monument voor de oorlog.

Het gaat ons lezers van Homerus niet om een bepaalde oorlog, maar om het leven van de mensheid. Het komt overeen met de oorlog der interpretaties, hoewel die oorlog om Homerus sterker getekend is door het besef dat Homerus zelf ons bijeen houdt. Het komt overeen met het geheimschrift à la Borges omdat we niet begrijpen waarom een schrijver maar over die drie millennia blijft springen.

Manguels laatste bod: Homerus spreekt over ons leven, onze dood en willekeur. Want dat is wat de oorlog ons brengt, maar ook het leven zelf, dat we daarom kunnen zien als een oorlog. De oorlog is daarom een monument van het leven, de Ilias een monument voor de oorlog, Manguels boek een monument voor de Ilias, deze blog een monument voor Manguel.



zaterdag 27 oktober 2012

Quantum of Solace

De plot gaat me te snel, maar is makkelijk te vinden op Internet. Je zou ook kunnen zeggen: er wordt veel olie gebruikt om de eindeloze acties te voeden.

Uiteindelijk blijkt het niet olie die soelaas biedt, maar water. Met natuurlijk de vraag: hoeveel?

Water, in al zijn neutraliteit, verbindt de Bond-film met bijvoorbeeld Once Upon a Time. Het verbindt Noord en Zuid, politie en maffia, openbaar en geheim. En het scheidt deze elementen.

Je kunt dan nauwelijks nog volhouden dat water een metafoor is. Misschien kun je met Thales beter aan een element of archè denken.

De link met de titel - de titel van deze film, van de misdaadorganisatie en de titel überhaupt - is snel gelegd. Bij water luidt de vraag hoeveel je nodig hebt om het leven draaglijk te maken. Maar die hoeveelheid is tegelijk de naam van een misdaadorganisatie. De inzet is niets minder dan de bevrijding van het water zodat het voor iedereen toegankelijk blijft.

Verbonden met deze kwestie is de mogelijkheid om over het water te lopen zonder natte voeten te krijgen. Bond redt zijn bondgirl Camille uit de klauwen van zijn vijanden door ze met een geleende oude Speedboat achterna te zitten. Ik kan het niet laten om te denken aan de Camilla van Vergilius aan wie eveneens het vermogen werd toegedicht om over water te rennen zonder natte voeten te krijgen.

Misschien moet je concluderen: alles lijkt in onze wereld te draaien om olie. Maar daaronder zit het water, dat wil zeggen: de kwestie van de toegang tot het water, de toegang tot de bronnen. De snelheid van de wraakengel is in deze strijd de beslissende factor. En die verbruikt tegenwoordig olie.













donderdag 25 oktober 2012

Mémoires de l'autre

Je kunt moeilijk iets prijzen dat nog niet open ligt.
Pas met de mémoires komt het op straat.

Bij tijd en wijle gluurde ik al naar die ballen.
Zo dichtbij was ik al.

Maar het waren de ballen van de ander die
van de muur kwamen.




vrijdag 19 oktober 2012

De Hollanders

Arnon Grunberg schreef dit toneelstuk voor afstuderende acteurs. Het werd geregisseerd door Gerardjan Rijnders.
Ik beschik nu over een boekenlegger met de tekst 'Goed volk'.
Dat goede volk wordt natuurlijk systematisch te kijk gezet door de grote Grunberg.

Maar dan hangt dan nog wel de idee in de lucht dat we een bijzonder volkje zijn.
Een minpuntje was dat we nog geen schrijvers hadden die ons met een recente oorlog op de planken zetten. Ook die lacune is nu met een Afghanistan-coming-home opgevuld. We beschikken over een succesvolle spiegel.

Het is maar de vraag of wij Hollanders die luxe aankunnen. We willen de dingen liever wat gewoontjes. Okee, ook daarin voorziet Grunberg. Dus komen de jongens opdraven met een tas van Dirk en vertaalt het trauma zich in een vaginale schimmel.

Maar het is wel een toneelstuk. Te gewoontjes is ook weer niet goed. Dus moet er musical bij, wat sinds Brecht garant staat voor Verfremdung. Laat dat maar over aan Rijnders. De zang van drie blote jongens in een doodskist blust het geheel af.

Als Grunberg en Rijnders een ding goed kunnen, dan is het opvoeden. Wij Hollanders worden opgevoed in het zelfkijken via calvinisme ('atoombom op ons land, vooral op Flevoland'). We worden opgevoed met de zin voor proportie en evenwicht. We worden opgevoed tot wijsheid en wijdsheid.

Alles wordt afgeleverd tot ver achter de voordeur. We krijgen het bord op schoot gezet.
Meer kun je toch niet vragen.





woensdag 17 oktober 2012

Medea van Seneca

Seneca is verzot op schildering van emotie en gruwel. Er wordt in zijn Medea een lekker sfeertje neergezet. Natuurlijk heeft Medea wel een publiek nodig. Ze is geobsedeerd door haar verlangen haar plannen volledig uit te voeren. Het lijkt haast of ze nog liever de plannen afmaakt dan haar kinderen.
Daar hoort dat publiek bij.

Er hoort ook een verstandige Jason bij, een man die Medea probeert te volgen om haar te kunnen afremmen. Maar het helpt niet. Jason wordt zelf het publiek dat Medea nodig heeft om haar plannen af te maken.

Het lijkt zelfs of Medea zelf publiek wordt bij haar eigen emoties en daad. Ze staat erbij, kijkt ernaar, schaamt zich. Maar daardoor neemt haar genot niet af, dat groeit zelfs nog:

(889) paenitet facti, pudet.
quid, misera, feci? misera? Paeniteat licet,
feci. voluptas magna me invitam subit,
et ecce crescit. derat hoc unum mihi,
spectator iste. nil adhuc facti reor;
quidquid sine isto fecimus sceleris perit.

Ik heb spijt van mijn daad, ik schaam me.
Wat, ongelukkige die ik ben, wat heb ik gedaan? En hoezo ongelukkig? Het mag me dan spijten,
ik heb het wel gedaan. Hevig genot besluipt me, ik kan er niets aan doen,
en kijk, het wordt alleen maar groter. Het ontbrak me nog aan één ding,
die toeschouwer daar. Het stelt niets voor, denk ik, wat is gebeurd;
zonder die man lost mijn misdaad op in het niets.

De toeschouwer is dus het punt waarop redelijkheid, feit en fictie samenkomen, maar zich ook verenigen met de kindermoord. Essentieel is dat Jason zelf blijft leven omdat hij degene is die moet worden getroffen.

Een Medea met deze pointe had Euripides wellicht niet kunnen schrijven. Bij hem staat de vernedering van de allochtoon Medea voorop en de wraak waarvoor we begrip kunnen opbrengen. Daar hoort een cynische Jason bij, de man die haar de vernedering aandoet.

De toeschouwer mag uiteraard zelf beslissen wat hij van Seneca's Medea vindt. Maar doordat hij toeschouwer is, zal zijn oordeel niet geheel vrijblijvend zijn. Hij is deelnemer geworden. Zijn prijzing zal hem niet vrijwaren.


zaterdag 13 oktober 2012

Vogels met zwarte poten kun je niet vreten

A.H.J.Dautzenberg zal waarschijnlijk niet uitsluiten dat hij gaat meetellen met de Nederlandse crème. Daarom misschien heet hij ook A.H.J. Alleen al om deze ambitie niet te blokkeren dient deze schrijver te worden geprezen. Lezers, help hem vooruit!

Er is in dit boek al een bijzondere belangstelling voor moraal en wat hoort. Een verhalenmeester heeft de mogelijkheid en misschien zelfs wel de plicht om de moraal te brengen door hem te doorkruisen. Zou het belangrijkste effect troost kunnen zijn, zoals de achterflap meldt? Het zal wel. De lezer voelt zich met zijn lijden opgenomen in een spreektaal die zelf weer wordt opgenomen in een gebeitelde en gefriseerde prozataal. Alles kan daar goed zijn, althans op papier, zolang het loopt.

Ook de schrijver zelf duwt zijn literatuur vooruit. Hij staat een nier af, hij verzint interviews, hij neemt zitting in het bestuur van de pedofielenvereniging.

Zijn prijzing heeft hij dik verdiend.

Daarnaast droomde ik bij het lezen vaak dat deze A.H.J. nog steeds een Anton is, een geestelijk familielid of mijn semblable, die me door zijn naam en afkomst voorhoudt dat het Heerlenaarschap geen schande hoeft te zijn. Je kunt je schaamte verruilen voor brutaliteit. Je kunt je publiek toespreken met theatertaal.

Prijzing zou dan zelf zo'n half-ironisch theatraal gebaar worden: Anton, hubs dich flink meug gemak.

zondag 7 oktober 2012

Kleine dagen

Als je Kleine dagen wil prijzen zijn er twee obstakels. Je bent mosterd na de maaltijd omdat dit boek al is gelauwerd. En de schrijver verzint een taal voor de dingen die niet te evenaren is, maar die ook als een lat werkt waar je naartoe wil.

Er is een nog derde kans. Die ligt in de nabijheid die de schrijver zoekt bij de dingetjes van de dag.
Hij ziet daar soms iets dat hemzelf als het ware overbodig maakt. En misschien is zijn schrijven daar wel op gericht. Op het coveren van een zone die uiteindelijk onbereikbaar is. En die via een suggestieve doorbraak alsnog bereikbaar is.

Zo beschrijft Dewulf een lichtval op een muur die het gevoel suggereert van een wereld zonder hem. En dan zijn er natuurlijk zijn kinderen. Die kinderen treden langzaam een wereld binnen waaruit hijzelf langzaam verdwijnt. Het zijn die toenemende afwezigheden die hem al vertrouwd zijn maar die hij via de kinderogen opnieuw ontdekt.

Het begin, daar ligt de sleutel. Een begin dat even vertrouwd als nieuw is. Evenals de filosofie geboren uit verveling maar vertrouwend op een vervolg dat tamelijk onfilosofisch is. Geboren uit de verwondering (die opkomt in de verveling) maar bij voorbaat afgebakend is door leefdomein, eenheid van plaats, tijd en handeling.

Het is alsof we aan de vooravond van een oorlog staan. Een oorlog tegen de moeders die hysterisch worden bij een dode wesp die hun kind aanraakt. De oorlog van softe vaders die hun kinderen gebruiken als voertuig om mee te liften op ongedachte dromen.

Dit zou het begin kunnen zijn van een prijzing. Het zou ook het begin van een ontdekking kunnen zijn van een licht dat valt, op een muur, op een obstakel.


dinsdag 2 oktober 2012

Magnus

Magnus, dacht ik, zou een reisroman worden. Maar hoofdpersoon Merlijn blijft lang in Nederland. Dan blijft hij lang in Zweden. Er zijn wel steeds betekenisvolle verplaatsingen. Steeds is een vrouw een soort gastvrouw of gids. In een hotel, in zijn quest, in zijn strijd met het monster.

Merlijn is dus eerder een testroman. De held wordt zelf getest, met zijn levensstijl, zijn land. Zijn mystieke moment wordt (zoals in De Idioot, ook al over een man die terugkwam uit Zwitserland) verbeeld in de epilepsie, die daardoor weer een 'heilige ziekte' wordt, wat Hippokrates er verder ook van moge zeggen.

In de magische of mystieke ban worden personen verwisseld. Monster Magnus wordt Merlijn, Merlijn wordt Magnus, Caro en Cecilia raken vermengd rond de fontein van Genève.

In de ban wordt Nederland hervonden. Het is een land waar het kleine wordt gecultiveerd en daarmee de afsluiting van de buitenwereld. Net zoals de auto waarin Merlijn met Cecilia door Duitsland hotst, of de kast in Zwitserland waarin ze even mogen wegkruipen.

De reis was een omweg naar huis, een tijdloos thuis.


vrijdag 28 september 2012

Spinoza door Miriam van Reijen

Bij de natuur van Spinoza lijkt de vraag nog hooguit hoe we kunnen aannemen wat toch al gegeven is. Lezen we Miriam van Reijen, dan komen we uit bij een ultieme gift, een doos van Pandora.

Een voordeel van inzicht in de natuur is dat we het gegevene effectiever kunnen aanpakken. Aanpakken om wat te doen? Conatus. Latijn, haast onvertaalbaar. Streven, zich in het bestaan houden, zich ontplooien, macht bijna. En dan kom je uit bij recht. De conatus schikt zich onder het recht van de ander, omdat dit - ook als het soms niet zo lijkt - zijn eigen macht bevordert.

Zien we dat eenmaal in, dan is niet de wetenschap met bijbehorende blijheid de bekroning, maar de politiek. Van Reijen sluit daarom, net als Spinoza zelf, af met de politieke filosofie. Macht introduceert nu een doel, bijvoorbeeld vrede, veiligheid en zekerheid voor de onderdanen.

Na de uitleg, die wordt doorgetrokken naar de vrouwenkwestie, permitteert Van Reijen zich aan het slot een vraag aan Spinoza,  naar aanleiding van zijn Politiek traktaat, waarbij de filosoof zelf stierf. En de conatus verweesd achterliet, of in handen van medefilosofen, misschien ook vrouwen.

Spinoza kan nog net schrijven dat vrouwen, omwille van de rust en zekerheid in de staat, niet moeten deelnemen in overheidsorganen. Vanwege de mannen. Want die 'minnen vrouwen meestal alleen uit wellust'. Omdat mannen zo zijn, functioneren ze beter zonder deelname van vrouwen.
De vraag van Miriam van Reijen luidt dan waarom Spinoza hier niet kiest voor acceptatie van risico's, zoals hij bijvoorbeeld wel doet in zijn pleidooi voor vrijheid van meningsuiting.

Is het een vrouw die het vraagt? Nee, zegt Van Reijen, ze vraagt niet 'als vrouw, maar als collega-filosoof' (219).  De vrouw is even buiten werking gesteld. Maar ook als filosoof erken je de risico's van dat lichaam dat mannen verwart, en misschien de geest, want wat is een vrouw? De vrouw wordt regisseur van politiek, filosofie en, omdat ze buiten werking gesteld moet worden, het volgen van Spinoza.

De conatus is in gevaar. Vrede en veiligheid worden bedreigd door de wellust, en daarmee de staat en haar onderdanen.

De doos van Pandora gaat open. De gevaarlijke passies komen in de wereld. En de gevaarlijkste blijft in de doos achter.



zondag 23 september 2012

Radio waterval

Lichtheid? Wat zal ik zeggen?
Ik zweef niet.
Ik val in herhaling.

Zegt makker Leo Hermens. Het is een dialoog met zijn redacteur, de man van de volksverheffing. Met de verheffing correspondeert een val die moeilijker is. Waar is Ikaros gebleven? Hij is in de zee gevallen. Misschien een toerist uit de toekomst. Een oude en nieuwe makker.

Ik stel me voor dat Ikaros teruggevallen is in het labyrint dat zijn handige vader had gebouwd. De lezer ziet maar hoe hij hem hieruit redt. Het is lang niet gezegd dat de schrijver die Ikaros is, hij zou ook zomaar zijn vader kunnen zijn. Daarvoor is hij te handig.

Maar de zoon is misschien wel een exempel. Of de vader van de vader, als je dan eenmaal in herhaling valt. Zo hoor ik de vadersvader nog naast de graven de mensheid verzuchten, de zoon zittend zwijgen, verdwaald in de bibliotheek.

Alle zware gedachten en alle zwijgen gaan door de snelfiltermaling. Het levert iets moois en lichts op, maar omdat de doelgerichtheid niet nadrukkelijk aanwezig is zou het best kunnen dat dat mooie en lichte de zwaarte niet wegdrukt. Het verklaart voor mij althans waarom onder elke observatie een wijsheid schuil lijkt te gaan.

Het universum van André Kuipers zou best wel eens niet dat van Ikaros kunnen zijn, of wel van Ikaros maar dan voor de val. Ook hij is in zee gevallen, natuurlijk, en hij moest daarna weer opnieuw leren lopen. Dat wel. Maar wanneer je de opdracht krijgt om over André Kuipers te schrijven is er al sprake van een val. Hoe de opdracht op te vangen zonder de val te verraden?

De ene gedachte lokt de andere uit. Niet om in een vlucht te raken, want dat gevlucht is maar achterflaptekst, onhelder bovendien of en welke one pit guy in het spel is. De vlucht, als hij er al is (want Ikaros kon niet ontkomen aan het bevel van zijn vader tenzij door te vallen), maakt deel uit van het verhaal van de val en die van radio waterval of overvallers gezocht (de titel is/ de titels zijn zelf zoiets als een radio die wegvalt of een waterval van onontwarbare stemmen, en dan ben je nog maar aan het begin van een onmogelijke exploratie van gangen en muren).

Elke figuur sluist door naar gedachten, raadgevingen, overwegingen die je worden meegegeven. De observaties vliegen je om de oren, maar in zo'n overdonderende veelheid dat je gauw het gevoel krijgt die vijf jaar niet te kunnen inhalen. Misschien, denk ik nu, zijn de observaties ook maar weer techniek die de zwaartekracht in balans moet houden. Op eenzelfde niveau als de taalbeheersing, de stijlfiguren en het ritme. Observaties horen nu eenmaal bij de vervreemdingstechniek waarmee dichters ons eerder uit onze ervaring willen weghalen dan erheen brengen.

Het is dus een zwaartekracht die werkzaam is, door al deze technieken heen. Leo valt, in herhaling. De herhaling van een Ikaros dus.

Enkele associaties tot besluit van deze prijzing, om mezelf de kans te geven het dichter bij mij te laten komen.

Ik denk aan Karlheinz Stockhausen die toegaf hoe moeilijk het was zijn muziek te spelen. Het is, zei hij, als liep je op een andere planeet met een andere zwaartekracht. Je moet je die bewegingen eigen maken door ze te herhalen, en geleidelijk gaan ze aanvoelen als natuurlijk. Ik denk aan zijn zoon Markus Stockhausen die enkele jaren geleden in Keulen een meezingconcert gaf. Zijn muziek was veel minder ingewikkeld dan die van zijn vader en instant meezingbaar. Ik denk aan mezelf die twee gedichten van Leo van buiten leerde en ze zachtjes voor me uit mompelde op treinstations. Instant leesbaar.

Ik denk aan de installatie Cinéma muet van Michel François, Sonsbeek 2001. De tunnel achter de waterval was met wand en deuren geluidsdicht afgeschermd. De waterval zelf ook, met een videoscherm, waarop bewegende beelden van een waterval. Je zou die ruimte kunnen binnengaan en mompelen: Je valt we

Je valt weg.
Je valt we vallen.
Je valt weer.
Je valt we zien elkaar.







vrijdag 21 september 2012

Echenoz over Ravel

Het boekje past in een traditie van aandacht voor de laatste jaren van een componist. De muziek is neergezet, de roem breekt door. En juist dan begint de componist zelf af te takelen. Hij wordt in dubbele zin een persona: hij staat tussen de muziek en zijn publiek, en hij representeert (vergeefs) de krachtige figuur die hij was. Maar misschien ook andersom. De façades breken af. Hij zal niet trouwen en vraagt op zijn sterfbed om een 'lage' vrouw.

Allerlei contrasten duiken op. Maar in plaats van een analyse geeft Echenoz veelal een beschrijving van de wederwaardigheidjes van alledag. Ravel's slapeloosheid, zijn kritische beoordeling van uitvoerders, zijn laatste kunstjes, de pianoconcerten. De contrasten zitten nu in de geest van de lezer, die uiteraard de muziek erbij denkt.

En dan de reis op een 'paquebot' naar de States. De man neemt 23 pyama's mee in zijn koffer en vindt het fijn om elke dag vaak van kostuum te wisselen. Er wordt nooit echt contact gemaakt. We komen niet dichter bij de mens Ravel.

Maar wie weet wel bij zijn muziek. Neem zo'n vreemd stuk als de Bolero. Eigenlijk geen muziek. En dan vindt Ravel ook nog eens dat Toscanini het te snel laat spelen. Er lijkt zich zoiets als een Franse mechanica om de muziek te wikkelen.

Het gevolg is dat de muziek er misschien niet geweest is, niet als uitdrukking van een mens. En de mens zelf, van hem bestaan geen stemopnames en filmbeelden. En het boek, dat heb ik misschien wel niet gelezen.




.

zondag 16 september 2012

The Sense of an Ending

Toevallig - maar wat is toeval - las ik bij Seneca dat iets niet van jou is wanneer je het van het toeval krijgt. Hij had dat overigens van zijn adressant, in de fameuze brieven aan Lucilius. Hij geeft hem dus een sigaar uit eigen doos.

Toevallig, want in The Sense of an Ending van Barnes is ook zoiets aan de hand. Wat Tony ooit gewenst heeft komt later uit. Hij ervaart het niet als iets van zichzelf, totdat zijn ex hem zijn eigen brieven uit een lang verleden weer geeft. En dan nog, het is te lastig, zo niet onmogelijk, om werkelijk te zien hoe het zit, ook als het uit onszelf voortkomt.

Wat de wijsheid ook moge zijn, het hoeft niet alleen een doel te zijn dat je al dan niet bereikt. Het kan ook een geschreven papiertje zijn dat zijn doelen bereikt, maar jou niet. Waar kennen we dat van - ja Kafka.

Intussen ontgaat je van alles niet. Ook de senses blijven werken. Zo kwam ik in de bibliotheek een vriendin tegen - toevallig! - die het boek toevallig ook gelezen had, en in wier leven toevallig nadrukkelijk een sense of een ending opdook. Zelfs de naam van haar baas leek op de naam van de auteur. Naast het toeval en de sense of an ending merkte ik dat ik de ruimte van het weinig- of anderszeggende in gleed.

dinsdag 11 september 2012

Ten Bos over stilte geste stem

De voorganger - Het geniale dier - heb ik nu nog niet gelezen. Stilte geste stem is ontstaan uit het samenpakken van de losse eindjes van dat eerdere boek.

Het boek is behoorlijk schatplichtig aan Agamben. De mens verliest zijn dierlijkheid nooit helemaal, mens en dier delen een domein of zone die van belang is voor de overgang van natuur naar cultuur.

Het is mij nog onzeker of het boek echt fenomenologisch is. Het is minstens van een soort bijgestelde fenomenologie waarin Heidegger of Derrida dat ook zijn. In elk geval ook zou ik de 'gestiek' van het boek fenomenologisch willen noemen.

Verder ademt de stijl een zekere lichtvoetigheid die zich rekenschap geeft van van allerlei zwaarten, soms om ze te bezweren, soms om ze in gesublimeerde vorm mee te nemen.

Taal en ethiek hebben een groter gewicht hier dan geschiedenis. En er is een zekere prioriteit van het prior. Taal en ethiek hebben een groter gewicht omdat geschiedenis ondenkbaar is zonder die twee. En het is maar de vraag of het omgekeerde ook het geval is.

Via een derridiaanse invalshoek zou je de fenomenologische gestiek gemakkelijk kunnen ondervragen op zaken als techniek (is die niet zwaar onderschat?) en spectraliteit. Maar ik ben onzeker gemaakt door de ferme kritiek op Derrida's fonocentrisme-these, de stem is zeker niet te herleiden tot het zelf en het zelfde.

Wat ik denk te beluisteren is een poëtische kwaliteit, een denkgeste die zijn ijzeren noodzaak en retorische kracht versluiert.

Ik zou benieuwd zijn of met zo'n denken een dialoog mogelijk is, en of zich in dit spoor zoiets als meerstemmigheid of dialoog laat denken.


donderdag 6 september 2012

Van der Werf over Seneca

En toen, tegen het eind, leek ik het ineens te begrijpen. Van der Werf is namelijk een strafrechter die van spiritualiteit houdt. Waarom? Omdat hij echt niet gelooft dat straffen alleen helpt.

Je wordt met die houding haast vanzelf kampioen in glijden.

En ineens zit je dan van een inleiding in Seneca in een inglijding in Seneca. Seneca wordt uitgelegd, geparafraseerd, toegepast, maar dan ineens wordt de adressant van Seneca aangesproken en blijkt Van der Werf Seneca zelf.

Op een geniaal moment lijkt het of employability hét probleem was van Seneca's tijd, en na de verglijding weer terug het probleem van onze tijd.

Vertaling is op die manier overbodig. Als Seneca al iets voorstelt, dan is het overal en altijd.

Wat blijft er van Seneca over zonder Nero?

Wat blijft er van Seneca over zonder de spreuken?
Zonder de schandalige, paradoxale, tegen zijn tijd en onze tijd indruisende oneliners?

Wat zou, kortom, een sententia kunnen zijn en hoe vernemen we dat van een strafrechter?

En wat zou Sloterdijk ervan vinden, die nogal hecht aan de stabilitas, het blijven staan wanneer alles om je heen gevallen is en het oordeel geveld?

Glijden versus staan, dat zou dus een spannend probleem voor lezers van Seneca kunnen opleveren.

En zo glijden we dan toch in zoiets als filosofie.


zondag 26 augustus 2012

Het Juvenalis dilemma

Browns eerste. Een sterk motief is de ring om de (verminkte) hand van een Japanse cryptograaf. De man overlijdt, maar weet die ring nog juist af te geven aan een toevallige voorbijganger. De Amerikaanse geheime dienst zet dan een achtervolging in op de ring, omdat ze menen dat die belangrijke informatie bevat.

Niemand snapt de informatie. Bovendien heeft niemand tijd om er eens rustig naar te kijken. De lezer is dan al wel ingelicht. Het is een zin uit de satiren van Juvenalis: 'Quis custodiet ipsos custodes?' Wie zal de bewakers bewaken? Makkelijk te zien hoe die zin in het algemeen van toepassing is op geheime diensten.

Het antwoord kan haast niet anders zijn dan een tautologie: custos, of custodes. Dat ontgaat de lezer misschien weer wel. Ook de schurken en helden in het boek fungeren als bewakers. De link naar Plato zou je makkelijk kunnen leggen. Brown heeft daar nu even geen tijd voor. Hij gebruikt de ring met de zin als een worst die de zaak aan de gang houdt. Het schimmenspel laat geen ruimte voor Platoonse filosofen.

Eerder voor een Japanse wijze. De gestorven cryptograaf probeert de geheime dienst een les in wijsheid te geven. Het moge zo zijn dat geheime diensten nodig zijn, ze moeten wel blootgesteld worden aan de beproeving van het verlangen naar gedeelde informatie.

De les smoort zelf in duisternis, omdat dit verlangen niet gerealiseerd kan worden. Er moet kennelijk ergens een geheim kunnen bestaan dat de democratie van buitenaf bewaakt en garandeert.

Uiteindelijk blijkt het dilemma in de roman geen code te zijn, noch vertaalbaar te zijn in een code. Misschien is het dilemma zelf het geheim, als vraag, dat als tautologie en ring zijn ontoegankelijkheid en onvertaalbaarheid garandeert.




donderdag 23 augustus 2012

Het Bernini mysterie

Ook hier weer - net als in Total recall - een opvallende plaats voor een geneesmiddel dat tegelijk vergif is, een 'farmakon'. Hier gaat het om een jongen van zes die aan een ernstige en pijnlijke ziekte lijdt. De artsen willen hem helpen met pijnbestrijdende en genezende injecties. Zijn ouders echter verbieden het op grond van hun geloof. Dan is er een arts die de injectie toch toedient, buiten medeweten van de ouders.
Deze jongen overleeft de ziekte, blijft wel lichamelijk gehandicapt, en wordt later directeur van CERN, het instituut in Zwitserland met de beroemde enorme deeltjesversneller.

Schrijver Dan Brown richt met Bernini-mysterie een complex gebouw op waarin hij de ambivalentie van het farmakon uitspeelt via spirituele motieven: de vier elementen, de geestelijke weg en het vader-zoonmotief.

Tegenstellingen vullen elkaar aan, maar vallen elkaar ook aan. Bijvoorbeeld: de kerk vult de wetenschap aan, doordat ze de geestelijke en morele basis verschaft voor wetenschappelijke uitvindingen, zoals de energiewinning door antimaterie. Maar de voorstanders van dit model worden binnen de kerk zelf aangevallen door tegenstanders. Hieruit ontspint zich de misdaadroman.

Ik las de roman in de kliniek, waar mijn dochter werd geopereerd aan haar rug, en waar de pijnbestrijding dagenlang een hoofdrol speelde.
In het nieuws horen we elke dag verwikkelingen in het VU-ziekenhuis, waar een longarts ontslagen is omdat hij bij de raad van toezicht waarschuwde voor de gevolgen van ruzies op zijn afdeling.

Voor mij was de roman een farmakon: hij bood afleiding, opwinding en stof tot overdenking.
En als de wet van de ambivalentie of differentie ook hier opgaat, dan moet de roman in mij zoiets als een deconstructie teweeg hebben gebracht. Het kan bijvoorbeeld zijn dat mijn enorme vertrouwen in de exacte wetenschap een knauwtje heeft gekregen. De wetenschap kan zich niet losmaken van instituties en moraal. Maar wanneer zij zich ermee verbindt, zet ze de poorten open voor de oorlog. In mijn geval moet het lichaam (van mijn dochter, en mijn lichaam) de verloren ruimte weer heroveren dankzij het farmakon, maar ook ertegenin.

Ook nog interessant om te overdenken is hoe codes en symbolen bij Brown nu eigenlijk functioneren. Vragen als: kan er een unieke code bestaan? En is een mysterie niets meer dan een uitdaging tot opheldering? Ik vrees dat ik op het punt sta verslaafd te raken aan Brown.




zaterdag 18 augustus 2012

Total recall

Het bijzondere van total recall is het doorbrekende inzicht dat de totaliteit zichzelf overtreft.

Arnold betaalt voor een geconstrueerde herinnering aan iets dat nooit heeft plaatsgevonden. Echter, die herinnering moet voor hem overeenkomen met een droom die hij werkelijk heeft gehad. En de ene substitutie maakt weer plaats voor de andere. De hypotheses stapelen zich op, accumuleren tot een gebruikelijk complot dat de held ontmaskert en bestrijdt.

Zijn zogenaamde droom blijkt een restant van een herinnering te zijn aan een werkelijke situatie, en zijn zogenaamde werkelijke situatie een geconstrueerde fictie die functioneert binnen het complot van de slechterik.

Hoe komt Arnold daar dan achter? Kleine details zijn voor hem beslissend, zoals het zweet van de zogenaamde psychiater die hem een foute pil wil laten slikken.

De menselijke kwetsbaarheid is binnen het verhaal een scharnierpunt tussen de twee werelden.

Kun je dan nog van kwetsbaarheid spreken, als je een meeslepend verhaal over totaliteit wil vertellen? Jazeker, want eigenlijk wil je een meeslepend verhaal vertellen dat ook anders verteld had kunnen worden. De totaliteit overtreft zichzelf door zich in te voegen in een ander, omvangrijker verhaal. Een verhaal dat hier niet wordt verteld maar wel moet worden verondersteld om de kwetsbaarheid echt kwetsbaar te laten zijn.

En zo zou je de film Total recall kunnen terugvouwen tot een platoonse chora, waarin Arnold verdwijnt en zijn alter ego's de herinnering aan hem willen uitwissen.

Geen wonder dat er inmiddels een remake draait. Een remake die evenzeer of evenmin 'total' is als het origineel.


Weerzin

Een groteske situatie wordt in een misdaadroman ontwikkeld vanuit een herkenbare situatie. Die heeft uiteraard tot doel de lezer mee te voeren naar een climax. De climax wordt voortdurend aangekondigd en de dreiging houdt de vertelling onder spanning. Suspense dus.

De climax is in dit model een denkbeeldige gebeurtenis die ons vooral duidelijk maakt dat we zijn weggeraakt uit ons eigen leven. De inleiding blijkt een uitleiding te zijn. We lezen de roman om even weg te raken uit ons eigen leven.

Er is ook een andere functie werkzaam. Die wordt zichtbaar wanneer je het realisme van het genre misdaadroman binnenstebuiten keert. Wat reëel of werkelijk is wordt afgemeten aan de mate waarin een vertelling groteske elementen bevat: uitvergrotingen, ontsporingen, seks en geweld.

De misdaadroman vertelt ons zodoende dat onze alledaagse ervaringen flauwe afspiegelingen zijn van het 'echte' leven, maar als zodanig deelhebben aan dat echte leven.

Op een bergwandeling raken Niels en zijn vrouw Esther (in Weerzin van René Appel) de weg kwijt. Ze nemen een andere, moeilijkere route. Dat is herkenbaar, want als vijftigers maken we wandelingen die voor ons gevoel niet spectaculair genoeg zijn, omdat we er vooral bejaarden zien lopen. De moeilijkere route maakt de wandeling alsnog draaglijk.

Maar waarom? Omdat ze iets uitlokt waardoor we de controle verliezen. Of denken te verliezen. Of je de controle werkelijk verliest of niet, doet er niet toe. De fantasie zelf is al dat controleverlies. En a fortiori de wandeling zonder die fantasie.

Want wat in dit model werkelijk op afstand raakt is ons zelfvertrouwen dat we een wandeling kunnen maken die te simpel is. Die ook gelopen wordt door bejaarden. We kunnen die wandeling wel aan, maar alleen door te fantaseren dat hij uit de hand kan lopen.


donderdag 16 augustus 2012

De hartscarabee

Zeg nou niet: gewoon een mestkever.
Zeg nou niet: een Egyptisch hangertje met goud.

Het mooie van een hartscarabee - na lezing van een werkstuk van Lucia Langerak, student Egyptologie  - is dat het gesprek met jezelf voortaan vanuit de achtergrond wordt belicht.

Bij belichting vanuit de achtergrond gaat iets stralen doordat het de straling tegenhoudt.

En misschien is ook omgekeerd waar: de stralende zon wordt voortgeduwd door de zwarte kever.

Van welke kant je het ook benadert: voortaan kijk je anders aan tegen zon, kevers, hart, kosmos.


The Power and the Glory

Het thema incarnatie is goed voor de godsdienstles. Je leert dat het transcendente zich aandient in het lage en verworpene. Kortom, dat wat ons sensaties bezorgt. Via die sensaties klimmen we dan alsnog op naar het hogere.

Je kunt het thema ook gebruiken voor oefeningen in omkering, en dus ook bekering. Al die volmaakte priesters komen nooit in situaties waar echte redding mogelijk is. Een foute priester komt daar eerder in terecht en beseft juist daar dat hijzelf degene is die de redding nodig heeft.

Nog een volgende stap is het komische en tragische levensgevoel. De priester van The Power and the Glory weet uiteindelijk dat hij dood zal gaan en redding nodig heeft. Hij vraagt om een priester. Maar die priester is een getrouwde ex-priester die van zijn vrouw geen toestemming krijgt om naar de held toe te gaan. Die zal dus zonder biecht en vergeving sterven.

Ben je eenmaal in de tragikomedie, dan zit je in het hart van de retorica. De hele roman was bedoeld om de lezer mee te slepen in het spel van de taal. De kinderen spelen de executie na en identificeren zich met de helden die er niet meer zijn.

De retorica is niet echt werkzaam. Het is als de whisky die de priester nodig heeft om zijn angsten de baas te kunnen. Daarna heeft hij last van angst én een droge mond.
De incarnatie heeft ons beroofd van het gevoel voor het lagere én voor het hogere.

De lezer blijft met lege handen achter. Mooi!


zaterdag 4 augustus 2012

Grillroom Jeruzalem

Thomése speelt de atheïst in het gezelschap en vermoedt dat alle andere drie wel in meer of mindere mate christelijk gelovig zijn: Rosita Steenbeek, Jan Siebelink en Antoine Bodar.

Het zou misschien interessant zijn om uit te zoeken of Thomése zelf juist niet een kernfiguur van de christelijke traditie belichaamt. Christenen zijn (ondanks of juist door hun beladen geschiedenis) oerverzoeners. Ze houden zich in een oorlog soms staande door geen partij te kiezen, of door te vinden dat je je vijand moet liefhebben. Beide opties hangen samen. Wanneer je vijand liefhebben een morele eis wordt, dan wordt die in een moderne samenleving voorgehouden aan alle partijen. Kantianisme dus.

Misschien speelt het individualisme Thomése parten. Hij kan zich misschien niet voorstellen dat hij thuishoort in een categorie, terwijl - als die er al is - de categorie waarbij hij thuishoort de grootste van allemaal is.

Dit is geen moreel oordeel over Thomése, en nauwelijks een ontmaskering. Ik opper alleen de mogelijkheid om via Thomése iets over onszelf aan de weet te komen. (Verder is het uiteraard een prijzing!, ik lees hem graag.)


maandag 30 juli 2012

Medea door Pucci

Medea lijkt te passen in Euripides' zucht om vrouwen als kenmerk van boosaardig irrationalisme neer te zetten.
Daartegenover kun je haar romantisch opvatten als vertegenwoordigster van oneindige passie die soms samenvalt met het ideaal van rechtvaardigheid. Medea is door Jason bedrogen en heeft alle recht hem terug te pakken.

Pietro Pucci omzeilde in de jaren '70 deze oppositie en vroeg om medelijden voor Medea. Niet omdat ze slachtoffer van Jason was, maar van haar eigen retorische strategieën. Die strategieën omschrijft Pucci als 'violence of pity'. Medea weet al dat ze haar kinderen zal vermoorden, maar doet met haar retoriek een beroep op het medelijden van de anderen. Ze lijkt uiteindelijk te winnen omdat ze naar Athene vlucht, het paradijs van artistieke idealen.

Maar haar geluk is allerminst eenduidig en massief. Ze heeft een hoge prijs betaald en alle bijproducten van haar retorische strategie kunnen zich alsnog tegen haar keren. En hoewel ik het volgende niet tegenkom bij Pucci: Medea zal als exotische vrouw 'autochtonos' moeten worden, geboren uit de aarde zonder tussenkomst van een man. En dat terwijl ze door tussenkomst van koning Aigeus haar redding heeft bereikt.

De volgende stap zou kunnen zijn dat we het medelijden waartoe Pucci ons oproept scherp onderzoeken. Maar dat zou niet meer zijn dan een herhaling van zijn eigen analyses, nu toegepast op hemzelf. Interessanter is misschien de vraag of de structuur van Medea generaliseerbaar is. In hoeverre zijn we erfgenaam van het 'autochtone' Athene en wat moeten we daarvoor zoal betalen? Welke geesten bezweren?

Onder de kop 'prijzingen!' valt het Griekse theater waarin Dionysos en Athena werden geprezen, en de schrijvers en acteurs bejubeld. De politieke impact van dit theater is door Michiel Leezenberg verwoord via de parrèsia, de vrijmoedigheid in het spreken. Geen democratie zonder parrèsia.

Welnu, via Pucci zou je de retorica als farmakon kunnen invlechten in de democratie. Farmakon: remedie en gif. Zo'n analyse gaat mijn krachten teboven, maar ik heb sterke behoefte aan een voorstelling die hem zou kunnen illustreren.
Zou je hier niet kunnen wijzen op de offerlogica of kindermoord? Is de democratische belofte niet altijd verdeeld tussen twee idealen: 1) een gemeenschap van soevereine beslissers en 2) het medelijden met degenen die aan deze gemeenschap worden opgeofferd?

Parrèsia zou deze idealen verbinden door het zelfoffer te praktiseren of riskeren, het zelfoffer waarmee de tyran kan worden getroffen in naam van de democratische gemeenschap. Medea voegt hier aan toe dat het geofferde individu (Medea zelf) niet wil worden uitgelachen door de tyran, ze wil zelf gered worden. Het Atheense kunstparadijs heeft binnen de democratie dus zijn noodzakelijke plaats, niet alleen als plaats van parrèsia, maar ook als plaats van immuniteit en idealisering.

Ik moet denken aan zoiets als de Olympische Spelen. Maar misschien is de democratie zelf ook niet meer dan een plaats vanwaar de macht kan worden uitgeoefend door fascinatie en zonder zichzelf onnodig kwetsbaar te maken.



donderdag 12 juli 2012

Aeneis

Aeneas wordt geprezen omdat hij niet zo'n held uit een stuk is.
Meer nog: dankzij hem wordt het ook mogelijk om met terugwerkende kracht Achilles en Odysseus te zien als helden met een barstje.
Maar is dat niet juist de bedoeling van literatuur?
Dat het verhaal het nationale gevoel versterkt door een indruk van rijkdom, doordat je iets toevoegt aan wat er toch al is, wat je verwacht?

Het was goed voor Rome dat het gesticht was door een man die een beetje 'pius' was, en ook maar weer vertrok omdat de schimmen zich aan hem opdrongen.

Door alle mist moet je kunnen zeggen: en toch gaan we. Zoals een brave sukkel dat zou doen.

Eerder al vertoond door Abraham, later nog eens herhaald door Forrest Gump en soldat Svejk.



zondag 8 juli 2012

Ulysses

Stephen Dedalus verhoudt zich tot Bloom als Aristoteles tot Plato.
Door Stephen ga je het platonisme van Bloom scherper zien, en door Bloom ook Plato anders lezen.
De idee is nu een vrouw die in bed ligt en het leven affirmeert zoals het werkelijk is.
Ook Blooms wetenschappelijke mentaliteit correspondeert misschien eerder met Plato dan met Aristoteles, die toch meer gebonden lijkt aan de gesprekken zelfs als die in de ruimte zweven.
En net zoals Aristoteles de Platoonse ideeën afdeed als betekenisloze deuntjes (teretismata) doet Stephen God af als een shout in the street.

Stephen wordt vaak als alter ego van Joyce zelf gezien. Bloom lijkt dan eerder, denkt men, een ideaalbeeld van Joyce, Joyce zoals hij had willen zijn.

In de inleiding van Geert Lernout lijkt het haast of Joyce in Ulysses wil afrekenen met de Stephen in hemzelf. Het is 'der Geist der stets verneint'. Waar Stephen in Portrait of the Artist nog werd omhelsd of hooguit lichtelijk bespot, wordt hij in Ulysses opgevangen door twee substituutouders die hem liefde voor het leven kunnen bijbrengen.

Er is misschien ook een andere lezing mogelijk. De roman zou draaien om gastvrijheid. Bloom is dan uiteraard het model van de gastvrije mens die Stephen opvangt als die het even moeilijk heeft. Maar zou je Ulysses niet in een meer omvattendere zin kunnen zien als plaats van gastvrijheid?

Stephen reageert als volgt op Blooms aanbod van onderdak: "Prompt, onverklaarbaar, vriendelijk, dankbaar werd het afgeslagen." De vraag wordt dan of afwijzing van een aanbod zelf ook tot de gastvrijheid behoort.

Bij die kwestie is wellicht Joyce's eigen verhouding tot Ierland in het spel. Wonend in het buitenland werd hij door de minister uitgenodigd om weer in Ierland te komen wonen. Joyce sloeg de uitnodiging af. Tegelijk kunnen we Ulysses moeiteloos lezen als plaats waar de stemmen van Dublin worden opgevangen en tot klinken gebracht.

De inbreng van Stephen voorkomt dat de meerstemmigheid pleroma is, volheid van aanwezige redding. Joyce zoekt steun bij een intellectueel soort Joods messianisme, een waarin de eenzaamheid zelf nog kan worden verwoord als teken van verwachting:

"Wat voelde de alleen achtergebleven Bloom?

De koude van de interstellaire ruimte, duizenden graden onder het vriespunt of het absolute nulpunt van Fahrenheit, Celsius of Réaumur; de eerste tekenen van de nabije dageraad."




Clockwork Orange

Toen Clockwork Orange weer werd uitgezonden gisteravond bleek het net andersom te zijn dan ik me herinnerde.

Hoe zat het ook alweer? Alex moest leren om geweld met misselijkheid te associëren. Daarom moest hij in de gevangenis naar filmpjes met geweld kijken, waarbij hij spul kreeg toegediend waarvan hij misselijk werd.

Toevallig werd er bij die filmpjes op de achtergrond Beethovenmuziek gespeeld.

In mijn herinnering werd Alex later opnieuw gewelddadig en gebruikte hij Beethoven om zichzelf op te peppen voor het geweld.

Nu ik het terugzag was Alex al lang tevoren fan van Beethoven. Na zijn heropvoeding werd hij misselijk van Beethovenmuziek.

Wel komt er nu een associatie bij die me destijds was ontgaan. Om zich op te peppen voor het geweld drinken Alex en zijn vrienden melk met iets erin. Het is een melkbar van een Rus, die Russische namen gebruikt: moloko, korovja. Alex gebruikt de Russische woorden droeg, videtj, Bog.

Je zou het associatieproces verder kunnen volgen. Alex verwijst uiteraard naar de Russische tsaren. De tsarina's noemden hun zoontjes Alex vanwege Alexander de Grote. De melkbar verwijst indirect naar Olympias, de moeder van Alexander de Grote. Het gebied waar zij vandaan kwam (Epirus?) stond bekend als barbaars en ze hield zich bezig met Dionysische rituelen. Na een ruzie tussen Olympias en Philippus koos Alex ervoor bij zijn moeder te wonen. Zo kwam hij onder haar manipulatieve invloed.

In de film speelt de moeder geen rol van betekenis. Wel is het moederlijke symbool van de melk een schakel die Kubrick gebruikt om het geweld te esthetiseren en daarmee extra vat te krijgen op de kijker. 'Russisch' of dionysisch geweld is elementair, verleidelijk, verjongend. De kijker voelt zich meegenomen zoals Alexanders soldaten naar Perzië.




zaterdag 21 april 2012

Wijding

Her en der staan muren van steen of hekken van staaldraad.
Zo kun je ook een muur bouwen van zeepblokken.
In alle blokken staat 'threat' geponst.

Dan sta je voor een werk van Shilpa Gupta,
zoals de man van het land voor de wachter.
De wachter heeft dreigende kleding en een Tataarse vlooienbaard.

Hij is een zegen voor het land omdat hij de wet bewaakt.
Omdat hij de toegang tot de wet regelt.
Zo kunnen we de dreiging buitenhouden.

De dreiging van de muur houdt de dreiging buiten.
Mocht de dreiging doorslaan, dan gebruiken we de zeep.
Want een dreiging is nog geen gevaar.

Voor de muur lieten mijn darmen
een wind vanwege zoveel halfdenkbeeldigs.
Op de wc waste ik mijn handen met zeep.

Met deze andere geur liep ik terug naar de muur.
Zo heb ik de muur gewijd met mijn geleende geuren.


dinsdag 17 april 2012

Die enorme gastvrijheid

Ze wordt volop geprezen.
Het zijn vooral katholieke families.
Je komt langs, schrijft in het poezie-album van de kleine.
Vijftig jaar later zie je haar terug bij de reünie op het erf.

De dronken minnaar van de dochter is er ooit weggemept.
De ziekenden zijn thuisgebleven.
De eenzaam stervenden gaan over de tong.
De trapgevallen zoeken een houding.

Maar dat voor de fijnproevers.
De zoekers van evenwicht.
De schouwers van clair-obscur.
Het is voor de filosofen.

Het feest zwelgt door.
Het gastenboek wordt volgestampt.
De zang overstemt.
De gids neemt over.



zaterdag 7 april 2012

Presentie met bevestiging

Schrijven over Facebook moet je wel, omdat Facebook onvermijdelijk is geworden. Je moet schrijven over wat je meemaakt en zijn op de markt, zoals Sokrates.
Botst de ene Sokrates tegen de andere en zegt: hé, is het wel wat het is?
Ja, maar alleen volgens de eros. I like.
De vermenging is wet.
De censuur slaat toe en reikt de gifbeker aan.
Drink hem tot de bodem leeg.
Je mist gevoel in de benen en bereid je voor op de dood die ook niet meer is dan een doorgangsstation naar een ander leven.
Dat andere leven bepaalt ons zelf.
En daar staan we dan, geportretteerd.





donderdag 22 maart 2012

Al zoveel

Tja, het was al moeilijk toen ik klein was.
Zoveel mensen deden al zoveel.
Wat moest ik daar nog aan toevoegen?
Je staat op een plein. Al die mensen dragen bij aan de economie.
Je wordt iets groter. Je duikt een specialisme in.
Ook daar hebben mensen zich bewezen, dus je voortreffelijkheid is van korte duur.
Is dat erg?
Nee, het is prima dat er mensen voortreffelijk zijn op dat gebied, of dat gebiedje.
Zoek ik een nieuw gebied?
Misschien wel niet.
Ga ik luisteren naar vrienden die me verzekeren dat het wél voortreffelijk is wat ik doe?
Hou toch op, vrienden, met je complimenten (met alle respect!).
Ga ik op zoek naar alle voortreffelijkheid buiten mijn toch al wel brede ego?

Nee, ik dacht het niet.

Het dient zich van alle kanten aan en stormt op me toe, en op iedereen.

Er zijn twee opties. Het is onmogelijk slechts een van beide te kiezen.

Optie 1.
Omhelzen, verwelkomen, lezen, danken.

Optie 2.
Wegduiken, beperken, afreageren, ertegenin schrijven.


zaterdag 10 maart 2012

Les lumières

De acteurs in Once Upon a Time in the West kijken lang voor zich uit. Ze zijn aan het denken, aan het kijken (nekwendingen) of indruk aan het maken op hun vijand. Vanwege de sterke openingsscène accepteer je die traagheid enigszins, zelfs veertig jaar later.

Je gaat zelf ook zitten peinzen. Een soort peinzen dat steeds door beeldwisselingen en muziek wordt onderbroken wanneer je gedachten vaste vorm beginnen aan te nemen. Zo ontstaat er een beeld van peinzen, bijna van filosofie zelfs.

"Harmonica heeft iets met de dood."

De treinbouw gaat richting Pacific, maar verwoest onderweg de ware rijkdom, zoet water voor iedereen.

Er moet dus gegraven worden, maar wat boven komt is niet zwaar. De film maakte zoveel indruk op vooral Duitsers en Fransen omdat die niet geïrriteerd raken door de suggestie van diepte. Integendeel. Zo ontstaat wat je zou kunnen noemen een briljante verheldering van het Italiaans-Amerikaanse levensgevoel door verduitsing en verfransing.

Wagneriaanse leitmotive teruggebracht tot tingeltangel.
La justice wordt voltrokken met verlichtingseffecten: volle zon, décolleté en droge humor.




vrijdag 2 maart 2012

Ik prijs mezelf met een vriend


Hij neemt me zoveel uit handen.

Zelfs het dichten hoef ik niet meer te doen.

Een kaal prijzinkje met volstaat.

maandag 27 februari 2012

Op zekere afstand houden

Door te verwarren.
Door uit de hoogte te doen.
Door nabijheid te veinzen.

Uit zelfbehoud.
Uit zorg voor jou.
Uit zwakte.

Om je in de buurt te houden.
Om de afrekening te rekken.
Om je te laten.


Anton Pieck

De katholieke wereld van de jaren vijftig was - zegt Jos Palm - een Efteling, de creatie van Anton Pieck. Pieck was tekenleraar aan het Kennemer Lyceum in Overveen. Als hij maar even vrij had racete hij naar huis om aan zijn romantische tekeningen te werken. Er wordt gezegd dat hij als docent niet erg gelukkig was. Zijn romantische nostalgie had dus de trekken van een ontsnappingsstrategie.

Pieck verlangde terug naar de negentiende eeuw. Maar wellicht niet naar de negentiende eeuw 'zelf', maar naar het romantische verlangen van de negentiende eeuw naar de Middeleeuwen. De Middeleeuwen werden er geconstrueerd als een ideale wereld met een volmaakte gemeenschap.

Je kunt die constructie afdoen als illusie of gebruiken als moreel ideaal. Maar die keuze is misschien voorbehouden aan de negentiende eeuw. Een eeuw later lag de keuze anders. De mogelijkheid ontstond om uiterst simpele beelden te verenigen met uiterst complexe strategieën. Kinderlijke onschuld kon commercieel worden geëxploiteerd als tegenbeeld tegen commerciële exploitatie.

Het knappe van de twintigste eeuw is dat cynisme, idealisme en realiteitszin er zo verweven konden raken dat het leven draaglijk werd, en soms zelfs meer dan dat.



zondag 26 februari 2012

Katholiek

Hoe schitterend, alles wat wordt geschreven! Maar als het ook nog eens door een selectie gaat, zoals die van wijlen Michael Zeeman of nu van Wim Brands, dan krijgt het een extra aura. Iets katholieks.

Het lijkt haast onvermijdelijk dat de nostalgie opduikt in het centrum van de beschouwingen over het katholicisme. Door de haast calvinistische verantwoordelijkheid van de schrijvers worden er betekenissen uit gehaald die tegelijk ontnuchtering, ontdekking en voorbereiding zijn.

Allereerst die nostalgie. In het hart van de presentie ontdekken we ineens de nostalgie. Natuurlijk wisten onze ouders dat er iets niet klopte. Maar dat weten werd op barokke wijze toegedekt: overvloedig, totalitair en verleidelijk. Het een riep het ander op, zoals reformatie en contrareformatie elkaar opriepen.

Ten tweede een gebruik van alle materiaal als brandstof. Een soort holocaust-dialectiek waarin tegenstellingen en moeilijke situaties worden gezocht voor wat 'creativiteit' wordt genoemd. Om te scheppen moet er niets zijn, en moet alles wat er was dus eerst tot niets worden herleid. In de Middeleeuwen was dat het moerassige Noordwesten, dat de Renaissance tevoorschijn toverde uit 12 regels Plato (Raedts). In de tijd van de babyboomers voerde wellicht de politieke doodsdrift (fascisme, maoïsme) tot het niets van waaruit regelmatig zoiets als een bescheiden levenskunst kon ontstaan (Jos Palm die bidt dat zijn dochter voor haar examen slaagt terwijl hij weet dat het nergens op slaat).

Het zijn allemaal bekende hegeliaanse figuren. Sjablonen waarmee we de tijdgeest willen vatten en zicht op de toekomst. Het katholicisme verspreidt nog rottingsgassen die we inzetten om onszelf op gang te trekken.

Daarnaast, en ten derde, is er nog het hardnekkige verlangen om voor het katholicisme stenen monumenten op te richten. Dat verlangen is inherent aan het katholicisme zelf vanaf zijn vroegste begin. 'Gij zijt Petrus' is misschien de vroegste formulering van deze gedachte, waarmee Jezus zelf zijn godsdienst van het leven linkt aan de pyramides en de tempel. Hebben we het over voorbereiding, dan hebben we het over ons verlangen om hetzij een monument te verdienen, hetzij bij te dragen aan monumenten voor anderen, kortom monument te worden. Katholiek is wat voor zichzelf een monument verdient.

Zolang dat nog niet mogelijk is imiteren we de steen. We behelpen we ons met rituelen, bezoekjes aan Rome, goede daden en een levenswerk neerzetten.






Memories

Hoeveel gedachten en beelden kun je binnen eenzelfde frame krijgen? De kunst lijkt me om te begrijpen dat de dingen zelf, zoals Epicurus dacht, zelf filmdeeltjes (eidola, of bij Lucretius: simulacra) afscheiden die de overgang volbrengen naar onze ogen. Dat die deeltjes ons bereiken vraagt natuurlijk om prijzing. Maar de prijzing zelf kan mee worden doorontwikkeld.

Vergelijk Fellini die Anita Ekberg laat rondschrijden in de Trevifontein, waarbij Marcello Mastroianni haar gadeslaat, en wij haar met hem. 27 jaar later zien we de voluptueuze blondine in een nieuwe schoonheid. Nu echter is zij kijker, opnieuw met Mastroianni (minder zichtbaar verouderd, hij is een man). Ze kijken, opnieuw onder regie van Fellini, in Intervista naar hun eigen scène uit La dolce vita. Totdat Marcello de scène uittinkelt met zijn toverstok.

Hardnekkig blijft de neiging om ergens een oorspronkelijke vrouw te denken, die model heeft gestaan voor Bernini's voluptueuze sculpturen, vereeuwigd en verijsd in de Trevi. De onmogelijkheid van de vereeuwiging verwijst dan ex negativo naar de modelvrouw, een onmogelijkheid die zich bij elke bewerking en herhaling verdiept.

De Ekberg van 1987 zou dan het ware spook zijn, die met de modellen van Bernini de ring van de tijd sluit.

Elke scène, en waarom niet die van de zichtbare beelden, kan anders en beter worden gelezen. Dat is ongetwijfeld de ambitie van Bernhard Stiegler, die Derrida's gedachte 'de toekomst is aan de spoken' terugbuigt naar zijn cinematografische filosofie. Hoe zou je Ekberg uit 1987 kunnen 'lezen'? Wat maakt dat lezen anders dan kijken? Een aanwijzing ligt misschien aan het eind van de Trevi-scène uit 1960. Het water is opgehouden met klateren. Het is stil. Een fietskoerier kijkt toe en houdt zoiets als een pizzadoos boven zijn hoofd. De gedachte dat iets al voorbij is terwijl je er nog middenin zit.

Hoe opent zich hier zoiets als toekomst?