woensdag 30 juli 2014

I am Spartacus

De film Spartacus is van Kubrick. Hij dateert uit de tijd dat Kubrick nog in Hollywood werkte. Het werken als regisseur betekende voor Kubrick een desillusie, en het resultaat was dat hij Hollywood verliet en zich in Engeland vestigde met een eigen studio.

Je kunt je afvragen of de parallel van Kubrick's ervaring met die van Spartacus enige betekenis heeft.
Laten we eens aannemen van wel. Dan is het toch opmerkelijk dat Spartacus met zijn kornuiten het Romeinse Rijk wilde verlaten via Brundisium. Dat lukte uiteindelijk niet omdat hij voor aankomst aldaar werd vastgeknepen tussen twee Romeinse legers, van Pompeius en Lucullus. Zodoende was Spartacus gedwongen om cum suis naar Rome te gaan, zodat hij onderweg werd opgewacht door de legers van Crassus.

Kubrick is het dus wel gelukt om te ontsnappen aan zijn slavernij, waar het Spartacus niet gelukt was.

Zitten we wel met het probleem hoe wij de film moeten beoordelen. Het is toch niet erg aannemelijk dat de film alleen een desillusie is, het zal toch deels wel een product zijn, en ook herkenbaar als zodanig, van Kubrick en van acteur/producent Kirk Douglas.

Een aanknopingspunt is misschien gelegen in de ervaring van de dood. Spartacus en zijn vrienden zijn niet bang voor de dood omdat die een bevrijding betekent van een onmenselijk leven. In die zin is de opstand van Spartacus geslaagd, precies ook doordat ze eindigen aan het kruis aan de Via Appia. Het wordt extra mooi doordat de vrouw van Spartacus met zijn kind wel weet te ontsnappen, zodat ook in de toekomst de herinnering aan de opstand levend kan worden gehouden.

Dit correspondeert met de Romeinse ambitie om niet alleen Spartacus te doden maar ook nog eens de 'legende van Spartacus'. Welnu, dit is onmogelijk, omdat het verhaal altijd weer als spookbeeld kan opduiken, precies zoals de opstand zelf wellicht een herinnering aan spookbeeld Hannibal was.

Tegelijk kun je zeggen dat de Romeinse legers het spookbeeld voor Spartacus waren. Hij kon wel enkele legers verslaan, maar steeds stond er een nieuw leger klaar om hem te bestrijden.

Legers die elkaars spookbeeld zijn, en de bestaande groepen (slaven, soldaten) meetrekken in de dynamiek van spookbeelden.

Wat heeft die spokologie met Kubrick te maken? Misschien drukt die logica de ervaring uit van iemand die besluit te zeggen: ik ben Spartacus. Ik ben een slaaf die een uitweg zoekt, en ben bereid de dood te riskeren om de meester te slim af te zijn. Daardoor ben ik de meester van de meester.

We raken kortom met Kubrick terecht in de dialectiek van meester en slaaf. De een als spookbeeld van de ander. Die dialectiek vind je makkelijk terug in Lolita, Dr. Strangelove, Clockwork Orange en Odyssey, om maar een paar films te noemen.

De sleutelscène is de rivaliteit tussen Spartacus en Antoninus, waarbij besloten is dat de overwinnaar van beiden zal worden gekruisigd. Het wordt een fel gevecht, omdat geen van beiden de ander gunt dat hij wordt gekruisigd. Gevecht als vriendendienst, broederliefde, eerbetoon. En beiden zijn Spartacus, natuurlijk.




woensdag 23 juli 2014

Houellebecq De kaart en het gebied

Bij de naam Houellebecq moest ik vaak denken aan levenskunst. Maarten van Buuren en Joep Dohmen hebben inderdaad wel een collegereeks gegeven waarin Houellebecq - dacht ik - een centrale plaats inneemt.

Nu ik De kaart en het gebied heb gelezen, geloof ik niet meer dat je Houellebecq kunt beschouwen als levenskunstenaar. Ook diverse uitspraken van deze schrijver wijzen in een andere richting. Bij levenskunst staat het leven buiten de boeken en buiten de kunst centraal. Maar Houellebecq gelooft niet dat dit leven op zichzelf enige betekenis heeft of kan krijgen. Het hoofdthema van zijn boek is de vergankelijkheid van alles. Daarbij komt een gevoel van nostalgie, wanneer je terugkijkt op je leven, of op het leven bijvoorbeeld van Europa of de wereld.

Een merkwaardige invulling van het leven is er een waarin je alleen maar boeken leest en schrijft. Dit lijkt helemaal haaks te staan op de levenskunst, want de voorvechters van de levenskunst hebben altijd een vitalistische uitstraling en zien boeken eerder als een noodzakelijk kwaad, hooguit een middel dat je helpt je leven beter te leven. Toch is zo'n leven dat gevuld wordt met lezen en schrijven de keuze van Houellebecq. Zelfs de vriendschap is niet zijn ding. In de roman voelt hoofdpersoon Jed Martin dat de schrijver Houellebecq zijn vriend zou kunnen worden. Maar voor het zover is wordt Houellebecq (in zijn roman) afgemaakt door een of andere malloot. Jed resteert aan het einde niets anders dan afscheid nemen 'van een bestaan waaraan hij zich nooit helemaal had overgegeven'.

Is dat gebeurd, dan is het woord aan de planten, de planten die de ruïnes overwoekeren, die de plaatsen in bezit nemen die voor de mens betekenisvol waren. Zo je dus al een levenskunst zou kunnen uittekenen, dan zou het de levenskunst van planten zijn. Niet bepaald een spannend leven, want alles komt tot rust.

zaterdag 19 juli 2014

Onschuld van Chevalier

Om diverse redenen is Onschuld van Tracy Chevalier een diepgaand boek. Rond de soapistische wederwaardigheden van de personages fungeren de dichter Blake en de Franse revolutie als katalyserende achtergronden.

Blake schrijft in Londen zijn Songs of Innocence en zijn Songs of Experience. Inderdaad, ook weer een tweetal. De groteske logica van tweetallen die elkaar weerspiegelen, elkaars contrast vormen en samen in balans zijn domineert deze roman. Tussen de tegenstellingen zou zoiets kunnen bestaan als een 'wij', zoals de jonge dorpse Jem tegen het stadse meisje Maggie zegt. Het boek eindigt met dit romantische vervullingsvisioen, dat in de slotregel ook nog wordt uitgetekend als een vriendelijk ruziën. Een wij aan het hek, plaats van scheiding, doorgang en verbinding.

Niets verhoedt dat er ook nog een politieke inzet bestaat in de verhoudingen der jongeren en de gedichten van Blake. De helden weigeren een verklaring te ondertekenen van loyaliteit aan de Engelse koning en van protest tegen de Franse revolutie. Daarmee zijn ze niet meteen sympathisanten van die revolutie. Daarvoor is die laatste te afwezig, betekenisvol afwezig. Zo ontstaat er à la Lyotard een verschil tussen het enthousiasme en het respect zoals belichaamd in de Duitse houding jegens de Franse revolutie.

Nu zou je, die laatste lijn volgend, moeten kunnen zien hoe de esthetica van het sublieme (das Erhabene) schuilgaat in de verhoudingen der personages. Nu, dat lijkt inderdaad het geval te zijn. Maisie en Rosie raken tegen hun wil zwanger en komen daardoor buiten de gemeenschap terecht, aangewezen op de voorlopige en voorwaardelijke zorg van vrienden en verwanten. Ook tussen dorp en grote stad heerst een verhouding die allesbehalve een romantische volheid vertegenwoordigt. Het stadsmeisje Maggie reist tussen die werelden heen en weer, zoals de Kantiaanse schipper reist door zijn architectonische archipel. Het is geen 'never the twain shall meet',  maar ook geen harmonische verzoening. Het blijft een vluchtige, voorlopige en vooral moeilijke verhouding tussen twee onmogelijke werelden, dwingend tot emigratie en remigratie.

maandag 14 juli 2014

Achter de eerste

De eerste, dat is duidelijk. Die is gewoon de snelste.
Daarachter, daar is het minder duidelijk.
Heb je je totaal gegeven, dan heb je bijna gewonnen,
maar kom je met achterstand en leeg over de finish,
zeg maar als twintigste.

Wie is dan de echte tweede?
Is het uit moed, uit berekening
of uit lafheid dat je tweede wordt?

Geprezen zij in elk geval
de eerste.
Over hem geen twijfel.
Je kunt je ook bij hem afvragen
of het geluk, berekening of moed is,
maar dat doet niets af aan
de indruk die hij op ons maakt.

Maar kun je over die eerste
niet evengoed zeggen dat hij
is voortgekomen uit het
moedige falen van de tweede of twintigste?
De eerste is daarom
evengoed een restproduct
van de tweede of twintigste.

Geprezen zij
- in sommige gevallen -
de twintigste!


 

woensdag 9 juli 2014

Half mens van Maartje Wortel

Wortel is leuk om te lezen, alleen al omdat ze een taal ontwikkelt waarmee je dingen op een andere manier kunt zien. Licht vervreemdend is het. Op de cover worden de hoofdpersonen dolende zielen genoemd. Specifieker zou je kunnen zeggen dat hoofdpersoon Elsa weer contact moet maken met de geschiedenis nadat ze met haar ouders naar Amerika heeft moeten emigreren. Daarvoor was haar verhouding tot de wereld idyllisch, gesymboliseerd door het schaatsen.

De toegang tot het nieuwe bestaan vindt Elsa uiteindelijk via een aanrijding met een taxi, waarbij ze haar been verliest. Voortaan moet ze als half mens door het leven. Gelukkig zat er een passagier in die taxi, die verliefd raakt op Elsa. De vraag naar het wat van het geluk gaat dan over in het hoe. De uitkomst is dat Michael ook een half mens moet worden om samen met Elsa een nieuw leven te beginnen.

De inzet is dus een nieuw leven dat via de geschiedenis wordt ontdekt. Die geschiedenis is absurd, maar de bestemming die wordt bereikt is dat allerminst. Zo krijg je een ander type absurdisme dan we gewend zijn van het nihilistische existentialisme.

Wel is er een overeenkomst in die zin dat het eigenmachtige handelen der hoofdpersonen deel uitmaakt van de toegang tot het nieuwe leven. Toch is het geluk pas maakbaar wanneer je bereid bent je niet tezeer op een punt te concentreren. Juist door die concentratie dreig je iets te missen wat misschien wel wezenlijker is voor je geluk.

Het slot herinnert uiteraard ook aan de fabel van Aristofanes in Plato's Symposion. Mensen zijn eigenlijk halve mensen die op zoek zijn naar hun andere helft.
Beiden zijn gewond, en die verwonding hebben ze uiteindelijk nodig om met elkaar verder te gaan.