Wortel is leuk om te lezen, alleen al omdat ze een taal ontwikkelt waarmee je dingen op een andere manier kunt zien. Licht vervreemdend is het. Op de cover worden de hoofdpersonen dolende zielen genoemd. Specifieker zou je kunnen zeggen dat hoofdpersoon Elsa weer contact moet maken met de geschiedenis nadat ze met haar ouders naar Amerika heeft moeten emigreren. Daarvoor was haar verhouding tot de wereld idyllisch, gesymboliseerd door het schaatsen.
De toegang tot het nieuwe bestaan vindt Elsa uiteindelijk via een aanrijding met een taxi, waarbij ze haar been verliest. Voortaan moet ze als half mens door het leven. Gelukkig zat er een passagier in die taxi, die verliefd raakt op Elsa. De vraag naar het wat van het geluk gaat dan over in het hoe. De uitkomst is dat Michael ook een half mens moet worden om samen met Elsa een nieuw leven te beginnen.
De inzet is dus een nieuw leven dat via de geschiedenis wordt ontdekt. Die geschiedenis is absurd, maar de bestemming die wordt bereikt is dat allerminst. Zo krijg je een ander type absurdisme dan we gewend zijn van het nihilistische existentialisme.
Wel is er een overeenkomst in die zin dat het eigenmachtige handelen der hoofdpersonen deel uitmaakt van de toegang tot het nieuwe leven. Toch is het geluk pas maakbaar wanneer je bereid bent je niet tezeer op een punt te concentreren. Juist door die concentratie dreig je iets te missen wat misschien wel wezenlijker is voor je geluk.
Het slot herinnert uiteraard ook aan de fabel van Aristofanes in Plato's Symposion. Mensen zijn eigenlijk halve mensen die op zoek zijn naar hun andere helft.
Beiden zijn gewond, en die verwonding hebben ze uiteindelijk nodig om met elkaar verder te gaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten