vrijdag 17 februari 2017

Sontag gestrekt

Susan Sontag lag maar liefst de hele voorstelling in haar (ik lees het in de recensie) Eames Chair. Haar huiskamer perkt het podium zodanig in dat de buitenste rijen stoelen zijn afgeplakt voor het publiek, en ook wordt er gewaarschuwd voor stroboscopische effecten, wat jammer is als je je als epilepticus hebt verheugd op een fijn avondje uit.

Beckett-achtige scènes, en door het drietal dat elkaar gek maakt, uiteindelijk Sontag die zich gek maakt, is ook Huis clos niet ver weg. Licht-absurdistisch, zegt de recensie van Karin Veraart. Bij de scènes lachten steeds weer andere mensen, alsof je te maken had met een lichtorgel dat door de acteurs werd bespeeld. Zelf barstte ik uit bij de monoloog van Sontags redacteur die iemand zodanig omschreef dat het (achteraf bezien) wel moest uitlopen op de climax 'kortom Peter Buwalda!!!'.

De zoon van Sontag was aangenomen op de kunstacademie maar werd door moeder vakkundig van zijn zelfvertrouwen beroofd. Ik moest ook maar eens ernstig bij mezelf te rade gaan met mijn dochter naast me die nu op de Rietveld zit, zeker nu ik dit stukje weliswaar  niet lig te typen op een Eames maar toch wel op een Wehkamp loveseat. Maar gelukkig ben ik Sontag niet, niet met die beroemdheid en die geniale opmerkingen, en hopelijk ook niet met die eeuwige vermoeidheid waarmee ze haar zoon steeds wilde lozen.

Mijn dochter vond het stuk 'heerlijk cynisch'. Zo er al iemand Sontag kan worden is zij het eerder dan ik. Maar misschien verkijken we ons ook op de chipsvretende zoon van Sontag en ontpopt hij zich in de sequel tot het monster dan efficiënt wraak neemt en zijn moeder in de schaduw stelt.

Misschien was ik hiervan al getuige. Tijd om eens te lezen, tijd om eens te kijken uit welke bronnen  tekstschrijver Rik van den Bos putte.

Afbeeldingsresultaat voor eaves chair

Langsloper langs de Kapellekensbaan

Regisseur André Schreuders had ik al zo lang niet meer gezien dat ik twijfelde of hij nog wel bestond. Ineens kreeg ik een algemene uitnodiging voor een film over de Kapellekensbaan van Louis Paul Boon. Ik twijfelde. Datum en plaats moeten maar net gelegen zijn. Toen had ik mijn kans verpast. Dacht ik. Totdat ik een persoonlijk bericht kreeg, waarbij ik zo ongeveer aangesproken werd als notoire niet-antwoorder. Precies dus de typering die ik op mijn adressanten van toepassing vind. Niet-antwoorder, niet-lezer.

Nu was er vroeger toen ik André zag al vaker sprake van bijklanken van rolverwisseling. Hij draagt mijn initialen, of ik de zijne. Zijn vader was collega van mijn oom. We waren Limburger, Russofiel en filosoof. Niet dat we echt inwisselbaar waren. Daarvoor zijn de verschillen tussen ons simpelweg te groot. Maar er hangt altijd iets van verwachting in de lucht als André Schreuders opduikt. Iets van verwachting van laten we zeggen de Holland-Amerikalijn, maar dan op zijn Kafka's, in plaats van de boot het Rotterdams hotel waar André eens samen at met zijn familie waarbij ik mocht aanschuiven. Aanschuiven zoals de gast, herinner ik me nog vaag, in André's film waar de tafel op de Maasvlakte was gedekt en er dus iets van gastvrijheid speelde.

Ineens weer een vlaag van rolverwisseling. Maaltijd, dat was ook de afsluitende scène in de enige film waaraan ik ooit heb meegewerkt, van vriend Houshang. Vreemdelingen zoals hij moeten hard werken en dan kan het altijd eindigen met een feestmaaltijd. Houshang te gast in Nederland, ik ooit te gast in Dukenburg bij Houshang in de achtertuin, waarbij ik werd uitgedaagd schapenkloten te eten. Vernietiging als ingeslokte levensbron. Grotesk realisme.

Al deze omwegen zijn misschien geen omwegen, het zijn misschien reacties op de film van André die ik inmiddels gezien heb. André Schreuders die de Kapellekensbaan bezoekt, sinds 1986. Er is niets meer van over, en wat er nog van over is wordt toevallig gesloopt als André langsloopt, langsloopt....

Na afloop vertelde André dat zijn film een essay was, misschien niet een essay over de Kapellekensbaan van Boon, maar eerder een reactie op. Geleidelijk kwam André tot de ontdekking dat hij zich op sleeptouw moest laten nemen door wat er daar gebeurde, op de Kapellekensbaan van nu. Die dus steeds minder die Kapellekensbaan is. Wij toeschouwers, mannen van gemiddeld zestig, zagen een pluisje van een paardenbloem door de lucht zweven, we volgden het, het pluisje werd onze gids, wij werden pluisje, vliegend uit de kaders. Uiteindelijk volgde er nog een daad, een paar dorre takken die als quasi-hoop in een put werden gestoken. Vijf takken, vijf, het getal van de vrienden die ik had willen meenemen, die echter bedankten voor de eer, ze zagen de bui al hangen, een film die nergens over gaat.

Het ene nergens is het andere niet. Nergens en niemand, misschien moeten we dat zien als verworvenheden, het je toevallende eindpunt van een weg, de toevallige sloper als André langsloopt, de sloper die lang sloopt.

André ken ik nog uit de tijd dat hij dacht aan een proefschrift en uitkwam bij een artikel, over de Russische avant-garde dichter Daniil Charms. Die schrijft over een roodharig mannetje. Ik parafraseer maar even:
Er was een roodharig mannetje dat geen ogen en oren had. Haar had hij ook niet, dus er was geen reden dat hij roodharig genoemd werd. Hij kon niet praten want hij had geen mond. Hij had ook geen neus. Hij had zelfs geen armen of benen. Hij had geen buik, geen rug, geen wervelkolom, en al helemaal geen ingewanden. Hij had niets. Dus we weten niet eens over wie we het hebben. Het is beter dat we niet meer over hem praten.
We kunnen dus vermoeden dat André's eerste lange speelfilm, Langs de Kapellekensbaan, inderdaad nergens over gaat. En het lijkt misschien dat ik hier een prijzing schrijf over die film, of dat die film een reactie is op het boek van Boon. Maar er is helemaal geen boek van Boon, ik heb het in elk geval nooit gelezen. En de film is er niet, hij ging voorbij zoals de trein in de film en in het boek, en die trein is er ook al niet.

(Lezer klikt verveeld weg.)

Nu proberen André en ik uit te vissen wat ik toen moet hebben gezegd, over dat niet beantwoorden van mails. Ik heb eerlijk gezegd geen flauw idee. Wel herinner ik me die grap van die Duitse professor, Rainer Grübel, die hartstochtelijk geloofde in het dialogisme, en zich eraan hield als aan een strenge moraal. Altijd reageerde hij, hoe slecht het ook was wat er werd geschreven of gezegd. Dat zei hij vlak voor mijn lezing bij het symposium in Groningen, over zijn lievelingsfilosoof Bachtin, filosoof van het dialogisme. Na mijn lezing, waarin ik denkelijk iets te deconstructief moet zijn geweest, reageerde Grübel niet. Eindelijk eens een keer niet. Overigens, Grübel was in mijn herinnering een roodharig mannetje en Bachtin een Rus die van avant-gardisten niets moest hebben omdat in hun taal alle betekenissen vergeten werden.

(Net als ik dit schrijf dendert er een trein voorbij. Ik wacht even en zoek dan zoals altijd een mooie foto bij deze blog.)

Afbeeldingsresultaat voor rainer grübel

Universität Oldenburg, 08. Mai 2008 -
Prof.dr. Rainer Grübel im Ruhestand







vrijdag 10 februari 2017

De elite vervloeken



Een goede reden om gymnasium te kiezen is dat het je cv siert en dat de vetbetaalde banen voor het grijpen liggen. Als je echter in de bovenbouw wil belanden, dan moet je karakter hebben. Blijkbaar vindt de samenleving het belangrijk dat de elite niet alleen financieel wordt beloond, maar ook beschikt over karakter. En net als in de Oudheid toont die samenleving dat door die elite fel te bekritiseren en zo nu en dan zelfs uit te schelden. Daarvoor hadden de Grieken de tragedie uitgevonden. Hoofdpersoon is steevast een leider die met zijn arrogante gedrag een vloek over de samenleving verspreidt. De cultuur raakt verziekt en de vloek moet worden uitgebannen.

‘Niet op bezit kun je bouwen, maar op karakter’. Dat was volgens de twee acteurs van gezelschap Aluin de kern van Elektra, de beroemde tragedie in de versie van Euripides. Twee acteurs maar?? Ja, onze opera’s en films hebben hun oorsprong in de tragedie, maar dat genre begon ooit als koorzang zonder acteurs, en later kwamen er mondjesmaat acteurs, een, twee, later nog een derde. Ze speelden niet zelden dubbelrollen. Aluin speelt zelfs zonder koor. De koorteksten worden overgeslagen of uitgesproken door de acteurs.

De bovenbouw van het gymnasium zat verplicht maar geboeid te kijken. Een ijverige leerling die haar buurvrouw fluisterend uitleg gaf werd door de acteurs verzocht daarmee te stoppen en deed dat meteen. In het stuk ging het er ruig aan toe. Hoogtepunten waren de scène waarin Elektra overgaf over het vermoorde lichaam van haar stiefvader en de moord op haar moeder die ze overliet aan haar broer.

Na afloop gaven de acteurs uitleg. De mannelijke acteur vertelde hoe moeilijk het was om de moederrol te spelen, waarvoor hij naturel op naaldhakken moest leren lopen. En met opgetogen gezicht trok de vrouwelijke acteur een parallel met de moorden door scholieren op Columbine. Je kunt je eenzaam voelen, maar de trigger van de moord was de klik tussen twee scholieren, net als Elektra met haar broer. Dan worden gedachten omgezet in actie. Wij houden het maar even bij deze gedachten….