Susan Sontag lag maar liefst de hele voorstelling in haar (ik lees het in de recensie) Eames Chair. Haar huiskamer perkt het podium zodanig in dat de buitenste rijen stoelen zijn afgeplakt voor het publiek, en ook wordt er gewaarschuwd voor stroboscopische effecten, wat jammer is als je je als epilepticus hebt verheugd op een fijn avondje uit.
Beckett-achtige scènes, en door het drietal dat elkaar gek maakt, uiteindelijk Sontag die zich gek maakt, is ook Huis clos niet ver weg. Licht-absurdistisch, zegt de recensie van Karin Veraart. Bij de scènes lachten steeds weer andere mensen, alsof je te maken had met een lichtorgel dat door de acteurs werd bespeeld. Zelf barstte ik uit bij de monoloog van Sontags redacteur die iemand zodanig omschreef dat het (achteraf bezien) wel moest uitlopen op de climax 'kortom Peter Buwalda!!!'.
De zoon van Sontag was aangenomen op de kunstacademie maar werd door moeder vakkundig van zijn zelfvertrouwen beroofd. Ik moest ook maar eens ernstig bij mezelf te rade gaan met mijn dochter naast me die nu op de Rietveld zit, zeker nu ik dit stukje weliswaar niet lig te typen op een Eames maar toch wel op een Wehkamp loveseat. Maar gelukkig ben ik Sontag niet, niet met die beroemdheid en die geniale opmerkingen, en hopelijk ook niet met die eeuwige vermoeidheid waarmee ze haar zoon steeds wilde lozen.
Mijn dochter vond het stuk 'heerlijk cynisch'. Zo er al iemand Sontag kan worden is zij het eerder dan ik. Maar misschien verkijken we ons ook op de chipsvretende zoon van Sontag en ontpopt hij zich in de sequel tot het monster dan efficiënt wraak neemt en zijn moeder in de schaduw stelt.
Misschien was ik hiervan al getuige. Tijd om eens te lezen, tijd om eens te kijken uit welke bronnen tekstschrijver Rik van den Bos putte.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten