zondag 26 augustus 2012

Het Juvenalis dilemma

Browns eerste. Een sterk motief is de ring om de (verminkte) hand van een Japanse cryptograaf. De man overlijdt, maar weet die ring nog juist af te geven aan een toevallige voorbijganger. De Amerikaanse geheime dienst zet dan een achtervolging in op de ring, omdat ze menen dat die belangrijke informatie bevat.

Niemand snapt de informatie. Bovendien heeft niemand tijd om er eens rustig naar te kijken. De lezer is dan al wel ingelicht. Het is een zin uit de satiren van Juvenalis: 'Quis custodiet ipsos custodes?' Wie zal de bewakers bewaken? Makkelijk te zien hoe die zin in het algemeen van toepassing is op geheime diensten.

Het antwoord kan haast niet anders zijn dan een tautologie: custos, of custodes. Dat ontgaat de lezer misschien weer wel. Ook de schurken en helden in het boek fungeren als bewakers. De link naar Plato zou je makkelijk kunnen leggen. Brown heeft daar nu even geen tijd voor. Hij gebruikt de ring met de zin als een worst die de zaak aan de gang houdt. Het schimmenspel laat geen ruimte voor Platoonse filosofen.

Eerder voor een Japanse wijze. De gestorven cryptograaf probeert de geheime dienst een les in wijsheid te geven. Het moge zo zijn dat geheime diensten nodig zijn, ze moeten wel blootgesteld worden aan de beproeving van het verlangen naar gedeelde informatie.

De les smoort zelf in duisternis, omdat dit verlangen niet gerealiseerd kan worden. Er moet kennelijk ergens een geheim kunnen bestaan dat de democratie van buitenaf bewaakt en garandeert.

Uiteindelijk blijkt het dilemma in de roman geen code te zijn, noch vertaalbaar te zijn in een code. Misschien is het dilemma zelf het geheim, als vraag, dat als tautologie en ring zijn ontoegankelijkheid en onvertaalbaarheid garandeert.




donderdag 23 augustus 2012

Het Bernini mysterie

Ook hier weer - net als in Total recall - een opvallende plaats voor een geneesmiddel dat tegelijk vergif is, een 'farmakon'. Hier gaat het om een jongen van zes die aan een ernstige en pijnlijke ziekte lijdt. De artsen willen hem helpen met pijnbestrijdende en genezende injecties. Zijn ouders echter verbieden het op grond van hun geloof. Dan is er een arts die de injectie toch toedient, buiten medeweten van de ouders.
Deze jongen overleeft de ziekte, blijft wel lichamelijk gehandicapt, en wordt later directeur van CERN, het instituut in Zwitserland met de beroemde enorme deeltjesversneller.

Schrijver Dan Brown richt met Bernini-mysterie een complex gebouw op waarin hij de ambivalentie van het farmakon uitspeelt via spirituele motieven: de vier elementen, de geestelijke weg en het vader-zoonmotief.

Tegenstellingen vullen elkaar aan, maar vallen elkaar ook aan. Bijvoorbeeld: de kerk vult de wetenschap aan, doordat ze de geestelijke en morele basis verschaft voor wetenschappelijke uitvindingen, zoals de energiewinning door antimaterie. Maar de voorstanders van dit model worden binnen de kerk zelf aangevallen door tegenstanders. Hieruit ontspint zich de misdaadroman.

Ik las de roman in de kliniek, waar mijn dochter werd geopereerd aan haar rug, en waar de pijnbestrijding dagenlang een hoofdrol speelde.
In het nieuws horen we elke dag verwikkelingen in het VU-ziekenhuis, waar een longarts ontslagen is omdat hij bij de raad van toezicht waarschuwde voor de gevolgen van ruzies op zijn afdeling.

Voor mij was de roman een farmakon: hij bood afleiding, opwinding en stof tot overdenking.
En als de wet van de ambivalentie of differentie ook hier opgaat, dan moet de roman in mij zoiets als een deconstructie teweeg hebben gebracht. Het kan bijvoorbeeld zijn dat mijn enorme vertrouwen in de exacte wetenschap een knauwtje heeft gekregen. De wetenschap kan zich niet losmaken van instituties en moraal. Maar wanneer zij zich ermee verbindt, zet ze de poorten open voor de oorlog. In mijn geval moet het lichaam (van mijn dochter, en mijn lichaam) de verloren ruimte weer heroveren dankzij het farmakon, maar ook ertegenin.

Ook nog interessant om te overdenken is hoe codes en symbolen bij Brown nu eigenlijk functioneren. Vragen als: kan er een unieke code bestaan? En is een mysterie niets meer dan een uitdaging tot opheldering? Ik vrees dat ik op het punt sta verslaafd te raken aan Brown.




zaterdag 18 augustus 2012

Total recall

Het bijzondere van total recall is het doorbrekende inzicht dat de totaliteit zichzelf overtreft.

Arnold betaalt voor een geconstrueerde herinnering aan iets dat nooit heeft plaatsgevonden. Echter, die herinnering moet voor hem overeenkomen met een droom die hij werkelijk heeft gehad. En de ene substitutie maakt weer plaats voor de andere. De hypotheses stapelen zich op, accumuleren tot een gebruikelijk complot dat de held ontmaskert en bestrijdt.

Zijn zogenaamde droom blijkt een restant van een herinnering te zijn aan een werkelijke situatie, en zijn zogenaamde werkelijke situatie een geconstrueerde fictie die functioneert binnen het complot van de slechterik.

Hoe komt Arnold daar dan achter? Kleine details zijn voor hem beslissend, zoals het zweet van de zogenaamde psychiater die hem een foute pil wil laten slikken.

De menselijke kwetsbaarheid is binnen het verhaal een scharnierpunt tussen de twee werelden.

Kun je dan nog van kwetsbaarheid spreken, als je een meeslepend verhaal over totaliteit wil vertellen? Jazeker, want eigenlijk wil je een meeslepend verhaal vertellen dat ook anders verteld had kunnen worden. De totaliteit overtreft zichzelf door zich in te voegen in een ander, omvangrijker verhaal. Een verhaal dat hier niet wordt verteld maar wel moet worden verondersteld om de kwetsbaarheid echt kwetsbaar te laten zijn.

En zo zou je de film Total recall kunnen terugvouwen tot een platoonse chora, waarin Arnold verdwijnt en zijn alter ego's de herinnering aan hem willen uitwissen.

Geen wonder dat er inmiddels een remake draait. Een remake die evenzeer of evenmin 'total' is als het origineel.


Weerzin

Een groteske situatie wordt in een misdaadroman ontwikkeld vanuit een herkenbare situatie. Die heeft uiteraard tot doel de lezer mee te voeren naar een climax. De climax wordt voortdurend aangekondigd en de dreiging houdt de vertelling onder spanning. Suspense dus.

De climax is in dit model een denkbeeldige gebeurtenis die ons vooral duidelijk maakt dat we zijn weggeraakt uit ons eigen leven. De inleiding blijkt een uitleiding te zijn. We lezen de roman om even weg te raken uit ons eigen leven.

Er is ook een andere functie werkzaam. Die wordt zichtbaar wanneer je het realisme van het genre misdaadroman binnenstebuiten keert. Wat reëel of werkelijk is wordt afgemeten aan de mate waarin een vertelling groteske elementen bevat: uitvergrotingen, ontsporingen, seks en geweld.

De misdaadroman vertelt ons zodoende dat onze alledaagse ervaringen flauwe afspiegelingen zijn van het 'echte' leven, maar als zodanig deelhebben aan dat echte leven.

Op een bergwandeling raken Niels en zijn vrouw Esther (in Weerzin van René Appel) de weg kwijt. Ze nemen een andere, moeilijkere route. Dat is herkenbaar, want als vijftigers maken we wandelingen die voor ons gevoel niet spectaculair genoeg zijn, omdat we er vooral bejaarden zien lopen. De moeilijkere route maakt de wandeling alsnog draaglijk.

Maar waarom? Omdat ze iets uitlokt waardoor we de controle verliezen. Of denken te verliezen. Of je de controle werkelijk verliest of niet, doet er niet toe. De fantasie zelf is al dat controleverlies. En a fortiori de wandeling zonder die fantasie.

Want wat in dit model werkelijk op afstand raakt is ons zelfvertrouwen dat we een wandeling kunnen maken die te simpel is. Die ook gelopen wordt door bejaarden. We kunnen die wandeling wel aan, maar alleen door te fantaseren dat hij uit de hand kan lopen.


donderdag 16 augustus 2012

De hartscarabee

Zeg nou niet: gewoon een mestkever.
Zeg nou niet: een Egyptisch hangertje met goud.

Het mooie van een hartscarabee - na lezing van een werkstuk van Lucia Langerak, student Egyptologie  - is dat het gesprek met jezelf voortaan vanuit de achtergrond wordt belicht.

Bij belichting vanuit de achtergrond gaat iets stralen doordat het de straling tegenhoudt.

En misschien is ook omgekeerd waar: de stralende zon wordt voortgeduwd door de zwarte kever.

Van welke kant je het ook benadert: voortaan kijk je anders aan tegen zon, kevers, hart, kosmos.


The Power and the Glory

Het thema incarnatie is goed voor de godsdienstles. Je leert dat het transcendente zich aandient in het lage en verworpene. Kortom, dat wat ons sensaties bezorgt. Via die sensaties klimmen we dan alsnog op naar het hogere.

Je kunt het thema ook gebruiken voor oefeningen in omkering, en dus ook bekering. Al die volmaakte priesters komen nooit in situaties waar echte redding mogelijk is. Een foute priester komt daar eerder in terecht en beseft juist daar dat hijzelf degene is die de redding nodig heeft.

Nog een volgende stap is het komische en tragische levensgevoel. De priester van The Power and the Glory weet uiteindelijk dat hij dood zal gaan en redding nodig heeft. Hij vraagt om een priester. Maar die priester is een getrouwde ex-priester die van zijn vrouw geen toestemming krijgt om naar de held toe te gaan. Die zal dus zonder biecht en vergeving sterven.

Ben je eenmaal in de tragikomedie, dan zit je in het hart van de retorica. De hele roman was bedoeld om de lezer mee te slepen in het spel van de taal. De kinderen spelen de executie na en identificeren zich met de helden die er niet meer zijn.

De retorica is niet echt werkzaam. Het is als de whisky die de priester nodig heeft om zijn angsten de baas te kunnen. Daarna heeft hij last van angst én een droge mond.
De incarnatie heeft ons beroofd van het gevoel voor het lagere én voor het hogere.

De lezer blijft met lege handen achter. Mooi!


zaterdag 4 augustus 2012

Grillroom Jeruzalem

Thomése speelt de atheïst in het gezelschap en vermoedt dat alle andere drie wel in meer of mindere mate christelijk gelovig zijn: Rosita Steenbeek, Jan Siebelink en Antoine Bodar.

Het zou misschien interessant zijn om uit te zoeken of Thomése zelf juist niet een kernfiguur van de christelijke traditie belichaamt. Christenen zijn (ondanks of juist door hun beladen geschiedenis) oerverzoeners. Ze houden zich in een oorlog soms staande door geen partij te kiezen, of door te vinden dat je je vijand moet liefhebben. Beide opties hangen samen. Wanneer je vijand liefhebben een morele eis wordt, dan wordt die in een moderne samenleving voorgehouden aan alle partijen. Kantianisme dus.

Misschien speelt het individualisme Thomése parten. Hij kan zich misschien niet voorstellen dat hij thuishoort in een categorie, terwijl - als die er al is - de categorie waarbij hij thuishoort de grootste van allemaal is.

Dit is geen moreel oordeel over Thomése, en nauwelijks een ontmaskering. Ik opper alleen de mogelijkheid om via Thomése iets over onszelf aan de weet te komen. (Verder is het uiteraard een prijzing!, ik lees hem graag.)