Niemand snapt de informatie. Bovendien heeft niemand tijd om er eens rustig naar te kijken. De lezer is dan al wel ingelicht. Het is een zin uit de satiren van Juvenalis: 'Quis custodiet ipsos custodes?' Wie zal de bewakers bewaken? Makkelijk te zien hoe die zin in het algemeen van toepassing is op geheime diensten.
Het antwoord kan haast niet anders zijn dan een tautologie: custos, of custodes. Dat ontgaat de lezer misschien weer wel. Ook de schurken en helden in het boek fungeren als bewakers. De link naar Plato zou je makkelijk kunnen leggen. Brown heeft daar nu even geen tijd voor. Hij gebruikt de ring met de zin als een worst die de zaak aan de gang houdt. Het schimmenspel laat geen ruimte voor Platoonse filosofen.
Eerder voor een Japanse wijze. De gestorven cryptograaf probeert de geheime dienst een les in wijsheid te geven. Het moge zo zijn dat geheime diensten nodig zijn, ze moeten wel blootgesteld worden aan de beproeving van het verlangen naar gedeelde informatie.
De les smoort zelf in duisternis, omdat dit verlangen niet gerealiseerd kan worden. Er moet kennelijk ergens een geheim kunnen bestaan dat de democratie van buitenaf bewaakt en garandeert.
Uiteindelijk blijkt het dilemma in de roman geen code te zijn, noch vertaalbaar te zijn in een code. Misschien is het dilemma zelf het geheim, als vraag, dat als tautologie en ring zijn ontoegankelijkheid en onvertaalbaarheid garandeert.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten