donderdag 6 september 2012

Van der Werf over Seneca

En toen, tegen het eind, leek ik het ineens te begrijpen. Van der Werf is namelijk een strafrechter die van spiritualiteit houdt. Waarom? Omdat hij echt niet gelooft dat straffen alleen helpt.

Je wordt met die houding haast vanzelf kampioen in glijden.

En ineens zit je dan van een inleiding in Seneca in een inglijding in Seneca. Seneca wordt uitgelegd, geparafraseerd, toegepast, maar dan ineens wordt de adressant van Seneca aangesproken en blijkt Van der Werf Seneca zelf.

Op een geniaal moment lijkt het of employability hét probleem was van Seneca's tijd, en na de verglijding weer terug het probleem van onze tijd.

Vertaling is op die manier overbodig. Als Seneca al iets voorstelt, dan is het overal en altijd.

Wat blijft er van Seneca over zonder Nero?

Wat blijft er van Seneca over zonder de spreuken?
Zonder de schandalige, paradoxale, tegen zijn tijd en onze tijd indruisende oneliners?

Wat zou, kortom, een sententia kunnen zijn en hoe vernemen we dat van een strafrechter?

En wat zou Sloterdijk ervan vinden, die nogal hecht aan de stabilitas, het blijven staan wanneer alles om je heen gevallen is en het oordeel geveld?

Glijden versus staan, dat zou dus een spannend probleem voor lezers van Seneca kunnen opleveren.

En zo glijden we dan toch in zoiets als filosofie.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten