Als ik over een film schrijf heb ik de neiging om te focussen op het morele drama. Bij Silence van Scorsese ligt dat voor het opscheppen. Een paar Jezuïeten in de zeventiende eeuw gaan in Japan op zoek naar hun mentor Ferreira. Die heeft zijn geloof moeten afzweren van de boeddhistische Japanners. Langzaam komt de hoofdpersoon erachter dat deze optie ook voor hem de beste is. Hij komt, zoals je kunt verwachten, terecht in een moreel dilemma. Vijf medechristenen worden voor zijn ogen gemarteld en hij kan hen alleen redden als hij zijn geloof afzweert. Heerlijk voor mij, dit dilemma, want het sluit precies aan bij de filosofie van het offer waarover ik me - geïnspireerd door Laurens ten Kate - kort geleden nog gebogen heb.
Maar het morele drama sluit ook aan bij de hoofdlijn van de Griekse literatuur, de ontmanteling van de hubris. De hoofdpersoon identificeert zich volledig met Jezus in de hof van olijven en roept met hem: 'Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?' De afzwering van zijn geloof is dus ontmanteling van zijn hoogmoed, een lesje in nederigheid. En - o ironie - precies zo lijkt hij op Jezus, de God die niet te beroerd was om mens te worden, en als meester de voeten waste van zijn leerlingen.
En toch, het is wel een film waar we naar kijken. Ik ben nu druk bezig met Deleuze's boeken over film, en heb al weer meer aandacht voor de zee, de cameravoering en de montage. Er is heus wel meer te beleven in films dan moreel drama. Scorsese laat zich er zelf ook over uit. Hij is nog steeds onder de indruk van Kurosawa en zijn natuurschilderingen. En dat staat niet los van de morele boodschap van Silence. Het boeddhisme wordt er vooral neergezet, terecht of niet, als natuurreligie. Ferreira zegt tegen de hoofdpersoon dat hij, als hij denkt de zoon van God te aanbidden, binnen de Japanse context in werkelijkheid de zon van God aanbidt. Dat is overigens niet alleen iets oosters, denk ik dan, ook wij spreken van de zondag om Jezus' verrijzenis te herdenken.
Wie is God eigenlijk in deze film?
Je kunt denken aan de stilte. Maar als God als voice over aan het woord is, legt Hij uit dat Hij niet de stilte is, niet zwijgt. Hij heeft steeds met de hoofdpersoon meegevochten. God is dus een soort samoerai. Je kunt ook denken aan het onzichtbare camerastandpunt dat af en toe de scènes van bovenaf in beeld brengt. God lijkt dan eerder een rechter, Hij staat boven de partijen. Hij is het ook, in de persoon van Zijn zoon, die de hoofdpersoon aanmoedigt het Christusportret te betreden. Dat lijkt een list, om zo de Japanners een loer te draaien en het geloof voor de toekomst te bewaren. Je zou bovendien nog kunnen denken dat God Zich toont in de gelovigen, de afzweerders en martelaars, en zelfs in de Japanse niet-gelovige vrouw die de hoofdpersoon wordt toegewezen en weet te regelen dat hij na zijn dood een kruisje in zijn handen houdt.
In elk geval wordt het er allemaal niet eenvoudiger op, dat zwijgen. De film is, sprekend met Deleuze, een visage, een gezicht, een soort icoon die steeds uiteenvalt in afzonderlijke gelaatstrekken maar ook staat voor een bepaalde samenhang, als image-mouvement.
Inez en ik bekeken de film in Het Fraterhuis in Zwolle. Het leek of de film extra betekenis gaf aan alles wat we zagen. Buiten regende en woei het, er waren verspreide carnavalsgangers actief. Jacques Tichelaar heeft er ooit voor gezorgd dat het hotel waarin we verblijven kon worden verfraaid met gemeenschapsgeld en moet vandaag met zijn katholieke praatjes zijn gezicht zien te redden, op aswoensdag. De carnavaleske drama's buitelen over elkaar heen en vormen, met een woord van Inez, een lusthof waarin ik met mijn blogs graag wil dwalen. Steeds meer bezoek ik het deel met de films en wil de ethiek graag via dat spoor verkennen.
Mijn eerste les, de les van vandaag, was de uitbreiding van de moraliteit vanuit de dilemma's naar het drama, en vanuit het drama naar het gezicht, een beschouwing die zich laat beschouwen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten