Wat een loser in Groningen lijkt, is bij nader inzien een elckerlyc. Typisch Gronings, maar eerder die van de openbare toiletten onder de grond ('Metro') dan van de Martinitoren. Hij bouwt een soort Argo, een groep met allerlei schijnhelden waaronder zelfs een Limburger. Vanwege de groteske (tragikomische) toonzetting tuimelen held en loser in elkaar om. Typisch (kinderlijke) mannen dus. Maar wie kent hen beter dan de vrouwen? Bijvoorbeeld de Manja die Isebrand had ontslagen maar hem uiteindelijk liefdevol (en/of dronken) in bed opneemt.
De semiotiek beheerst de helden als een graal. Het voorvoegsel ont- ontbrandt een queeste via rijmwoorden zoals kont. Het roept daarnaast een filosofische verwondering in het leven, want welke betekenissen krijgen woorden door er 'ont-' voor te zetten? Niet alleen ontkenning, zoals in het woord ontkenning, maar ook intensivering, zoals in het woord ontbranden.
Het blijft allemaal dichtbij. Het blijft het leven zoals het geleefd wordt en vanuit licht absurdistische schijnwerpers wordt belicht. De tekenketens ontstaan vanuit ontbranding, roes en verwondering.
Ik , het elckerlyc, word gelezen. Ik ben Isebrand, maar dan ont-absurdeerd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten