zondag 29 september 2013

Solomon - Late Beethoven

Vaak vroeg ik me af waarom Beethoven mijn favoriete kunstenaar was. Het was een man met grootheidswaanzin, die zichzelf de bijnaam 'generalissimo' gaf. Hij kon dus nooit van zijn leven een voorbeeldfiguur voor me zijn. Behalve toen ik mokkende eenzame puber was. Toen las ik graag over Beethoven die eenzame wandelingen maakte, zijn Heiligenstadter Testament schreef toen zijn doofheid een onomkeerbaar feit was, en koos voor zijn onbegrepen laatste strijkkwartetten.

Haast vanzelf wordt je dus naar die late Beethoven toegetrokken, wanneer de held verzekerd is van zijn succes en een nieuwe taal zoekt om zich aan zijn omgeving te ontworstelen. Troost voor melancholische pubers.

In Solomons mooie boek wordt mijn Beethovenbeeld wel en niet bevestigd. Wel, want Beethoven blijkt ten diepste uit te zijn geweest op genezing. Hij ging bij een zieke vriendin in de voorkamer zitten en speelde een uur lang. Beethoven als zoon van Apollo. De genezing die hij uiteindelijk kon bieden was troost. Dat deed hij volgens Solomon zo ongeveer zoals de psychotherapie in die tijd werkte. Je maakt met je muziek allerlei herinneringen en gevoelens los. (De dionysische Beethoven begrijpen we nu meteen ook...) Die weet je vervolgens te sublimeren door de troostende, harmonieuze werking. Diesen Kuss der ganzen Welt.

Er is ook een nieuwe Beethoven die uit het boek oprijst. Het is de man van de sense of an ending. We kennen de act van Toon Hermans waarin hij zich laat verrassen door de trugschlüsse van het einde van de Vijfde. De held moet ook zijn einde nog bevechten, dat wordt hem niet vanzelf gegeven. Maar na de heroïsche periode wordt duidelijk hoe Beethoven zijn eindes bevecht. Hij twijfelt over behoorlijk veel laatste delen van zijn stukken. Zelfs over het slotdeel van zijn Negende. In zijn schetsboeken lag al het plan voor een alternatieve finale klaar, een zonder zang en in driekwartsmaat.

In de openingen van sommige finales vind je beide Beethovens bij elkaar. Denk aan het langzame deel van de Waldsteinsonate en het largo van de Hammerklaviersonate, der schwergefasste Entschluss van strijkkwartet opus 135 en de opening van de finale van de Negende. Beethoven laat zijn twijfels zien maar neemt ook een beslissing. Na de beslissing blijven de afgewezen fragmenten in je hoofd doorzinderen.

Nog het dichtstbij komt Beethoven in zijn dagboeken die hij tussen 1812 en 1818 schreef. Solomon schetst dat Beethoven zich niet aansloot bij de vrijmetselaars, maar dat hij wel geestelijke verwantschap met de beweging voelde. Hij laat aan de dagboeken mooi zien dat ze passen in het model van geestelijke oefening dat door vrijmetselaars (in navolging van de Jezuïeten) werd gebruikt als voorbereiding op de initiatie. Beethoven was een soort Daedalos-Ikaros die zocht naar vleugels om te ontsnappen aan de gevangenis door op te stijgen naar geestelijke hoogten. Daar hoort ook zuivering en zelfopoffering bij, afstand nemen van je lichamelijke driften. En schaamte over seksuele omgang met vrouwen (en zelfs over platonische verlangens). Het zou kunnen zijn, suggereert Solomon, dat Beethovens vrouwenliefde hem als het erop aankwam op afstand van de vrijmetselaars hield.

Beethoven komt wel dichter bij mij via zijn dagboeken. In de tijd dat ik hem verafgoodde schreef ik 'dagboeken van gedachten'. Door me aan Beethoven te spiegelen begrijp ik mezelf beter. Het zou zelfs kunnen zijn dat ik daarom deze blogs beter begrijp. Ze zijn een voortzetting van die dagboeken. U, beste lezer, bent de geestelijk leidsman die over mijn initiatie moet oordelen. U voorkomt dat de dagboeken ongelezen blijven en door uw discretie voorkomt u dat ze uitgeleverd worden aan de openbaarheid. Is dit waar, dan ben ik in mijn blogs op zoek naar een sense of an ending, naar apollinische genezing.

Hoe die reis - van Beethoven, van mij - ook verder gaat, Solomon geeft een belangrijke hint door de finale van de Negende in feite te bekritiseren. De collectieve zelfopoffering loopt daar uit op de uitbanning van de weigerachtige enkeling. Die enkeling is de echte held. Makkelijk gezegd, twee eeuwen later, maar daarom niet minder nodig om te zeggen. Muziek behoudt zo zijn ambivalentie ten opzichte van het woord en de andere kunsten. Aan de ene kant is tot muziek moeilijker toe te treden vanwege de onvertaalbaarheid, wat de effectiviteit van het geneesmiddel ten goede komt. Aan de andere kant plakt er aan muziek een geur van naïviteit. Terwijl Schiller zelf al spijt had van zijn Ode an die Freude, maakte Beethoven er een openbaar feest van.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten