Lees je Mosella van Ausonius (vierde eeuw), dan kun je de idee opdoen dat de dingen elkaar prijzen.
Somt hij de zijtakken van de Moezel op, dan zegt hij dat die de Moezel al prijzen omdat ze erin willen opgaan.
Zou je deze trope (retorische wending) voor een logische figuur aanzien, dan zou je consequent moeten zijn en de Moezel moeten beschouwen als een prijzing van de Rijn, en de Rijn van 'vader oceaan'.
Maar sprekend over de Rijn gaat Ausonius anders te werk. Hij prijst de Rijn omdat de gastheer niet jaloers is op zijn gasten. Is de Moezel dan wel jaloers, of onwetend ten aanzien van het verlangen van zijn zijrivieren? Nee, het is een trope, geen schakel in een redenering. Wij zullen op onze beurt niet jaloers proberen te zijn op onze gast Ausonius en hebben wel weer het verlangen volledig in de lectuur van zijn prijzing op te gaan zoals de Saar in de Moezel.
Het doet wel merkwaardig aan dat de niet te rechtlijnige logica de prijzing van de keizer, de vader en de oceaan enigszins laat liggen. Het lijkt steeds of Ausonius meer waardering heeft voor degenen die in de Romeinse hiërarchie niet de hoogste plaats bezetten. Hij looft de 'vicaris' uitvoeriger dan de keizer, de Moezel meer dan de Rijn.
Ausonius lijkt zich ook te vermaken over zijn eigen fantasie. Daar laat hij satyrs optreden die de in de Moezel spelende nimfen bang maken. Maar ocharm, de satyrs zijn in het water wat onhandig, en ze grijpen stuntelend mis. Ook voor de vissende jongens heeft Ausonius weinig respect. De arme vissen snakken naar adem en een weet er zelfs te ontsnappen. De jongen zwemt hem na, tevergeefs. De bewoners roemt Ausonius pas na de rivier zelf, en dan ook nog slechts als sieraad van de rivier.
Wat een trope is, dat wist de Gallische retoricus als geen ander. Naar zijn werkelijke emoties kunnen we raden. Misschien dacht hij wel stiekem aan zijn Garonne toen hij de Moezel prees. The best kept secret, en niet te dicht bij de Gothische vijand.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten