vrijdag 7 augustus 2015

In de gloria! Agamben over economie

Nog steeds heb je kans dat de lezers van deze blog denken dat de theologie over het verleden gaat, toen we nog in de gloria waren. In de eerste helft van vorige eeuw maakten een paar filosofen met foute politieke voorkeuren een eind aan deze illusie. Carl Schmitt beweerde dat de belangrijkste begrippen in onze politiek en het recht waren ontleend aan de theologie, waaronder soevereiniteit. We denken dus de soevereiniteit van de staat naar het model van de soevereiniteit van God en zitten daarom nog steeds in de theologie.

De Italiaanse filosoof Agamben is zeker niet de eerste die probeert in het spoor van Schmitt verder te denken, ook niet de eerste die dat probeert te doen zonder zijn nazi-sympathieën te delen. Toch heeft zelfs die nazi-sympathie voor de critici (en ik hoop dat we dat allemaal zijn) het voordeel dat je het nazisme beter begrijpt door Schmitt te lezen.

Een van de dingen die je dan beter begrijpt is waarom het voor die nazi's zo belangrijk was om openbare bijeenkomsten te houden waarin het volk de hele tijd 'Heil Hitler!' mocht roepen. Schmitt zegt dat democratie voor hem niets te maken heeft met geheime individuele handelingen in een hokje. De oervorm is de acclamatie van de leider door het volk. Met andere woorden: Hitler kwam niet door democratische procedures aan de macht, hij kwam aan de macht door in een 'uitzonderingstoestand' de macht te grijpen en voerde toen pas de echte democratie in.

Met Schmitt heb ik vaker geleerd om voorzichtig te zijn met je kritiek. Voor je het weet wordt die kritiek tegen jezelf gekeerd en zit je met de gebakken peren. Want vond niet ook Rousseau dat de soeveriniteit in essentie een en ongedeeld was, en door het hele volk in aanwezigheid kenbaar moest worden gemaakt? Verder wist ook Rousseau nog heel goed dat hij zijn soevereiniteitsbegrip had ontleend aan de theologie en zag hij geen enkele tegenspraak tussen de soevereiniteit van God en die van het democratische volk. Verder lijkt het weliswaar dat de acclamatie van de leiders uit onze cultuur is verdwenen, maar Schmitt wijst er fijntjes op dat de media nu de rol van het fysiek verzamelde volk hebben overgenomen. De rondzingende meningen van iedereen op Facebook en in de serieuze kranten doen in de kern niets anders dan juichen over hoe fijn onze democratie is en hoe fijn het is dat we ons sociale en politieke leven zelf hebben gekozen. Zelfs filosofen, bijvoorbeeld Habermas, bezingen dit meningencircus als 'kommunikatives Handeln' en geloven dat het goed is voor de democratie.

De schema's van onze politieke grondideeën zijn al lang overdacht en uitgewerkt door de theologen, al vanaf de eerste eeuwen na Christus, en teruggaand op joodse en Griekse ideeën van lang voor Christus. Vanuit dit uitgangspunt kun je twee kanten op. De ene is die van de verlichtingsadepten die geloven dat het hoe dan ook goed is dat we van die vervelende God verlost zijn. Als er dan toch iets soeverein moet zijn, dan liever het volk dan God. Een vervelende bijkomstigheid van deze gedachte is alleen dat we nu wel weten hoe onfundeerbaar en onbekritiseerbaar die volksmacht wordt op het moment dat we die soeverein blijven verklaren. We zijn dan wel van onze naïviteit af, daarmee hebben we nog geen oplossing voor problemen als Auschwitz en hoe we zoiets kunnen voorkomen.

Agamben kiest een andere oplossing. Hij volgt Schmitt in zijn project van de 'politieke theologie' en duikt de geschiedenis in om de politieke mechanismes in kaart te brengen zodat we er meer grip op kunnen krijgen. Het is namelijk niet alleen van belang dat alles goed blijft functioneren, het misschien nog belangrijker dat we de hele machinerie demonteren en buiten werking stellen. Dan pas ontstaat er hopelijk ruimte voor echt iets anders, iets dat anders is dan de christelijke politiek waar we nu nog middenin zitten, veelal onbewust.

In zijn boek Il Regno e la Gloria spreekt Agamben overigens niet van geschiedenis maar van genealogie. Daarmee volgt hij Nietzsche en vooral Foucault, zijn grote held, die vanuit een problematisering van het heden gericht de draden terugvolgen in het verleden, niet op zoek naar een oorsprong, maar naar de vertakkingen en verwortelingen van dat probleem. Zo zullen we wellicht nooit de oorsprong van het christendom leren kennen, maar kunnen we wel vanaf Paulus zien hoe motieven opduiken, samenklonteren, weer uiteengaan en zich verbinden met weer andere machinerieën.

Bij Schmitt's politieke theologie meent Agamben de vinger op de zere plek te leggen door te signaleren dat Schmitt politiek slechts terugvoert op de soevereiniteit, het model waarin een leider beschikt over de hoogste macht en zijn volk weet mee te krijgen in het voeren van oorlog en het uitvaardigen van wetten. Maar is dat werkelijk de God zoals die in het christendom wordt gezien? Deels wel, maar Schmitt laat de helft weg, zegt Agamben. In de Bijbel heerst ook de idee dat God zorg draagt voor zijn volk en voor de hele wereld. Die idee wordt al vroeg in de christelijke literatuur aangeduid als 'oikonomia', letterlijk de zorg voor het huis, het huishouden.

Deze oikonomia kennen wij vooral in een recente variant, de 'economie'. Uiteraard gaat het niet om hetzelfde, de Romeinse samenleving was niet 'economisch' op de manier waarop wij dat zijn, waarbij we handelen vanuit ons eigenbelang en waarin we erop rekenen dat die op eigenbelang gerichte handelingen vanzelf ten goede komen aan de gehele samenleving. Toch is er een belangrijke link, die Agamben pas in een Appendix, in een beschouwing over de 'invisible hand' expliciet maakt.

Voor Adam Smith stond het vast dat de verbinding tussen eigenbelang en algemeen belang in de economie werd gegarandeerd door de 'invisible hand', en dat met deze metafoor de hand van God werd aangeduid. Tegelijk stond voor hem vast dat de economie werkte zonder Goddelijke, trranscendente ingreep, volkomen immanent. Maar precies dit model was al door vele theologen uitgewerkt, onder wie Thomas van Aquino. God heeft de mens geschapen, maar dat betekent niet dat alle menselijke beslissingen rechtstreeks en in essentie door God zijn genomen. De menselijke beslissingen zijn secundaire effecten van Gods beslissingen, en Gods beslissingen verminderen niets aan de vrijheid van de mens.

Zo kun je, net als Adam Smith, en wellicht de meeste Amerikanen, onze economie opvatten als een volkomen immanent gebeuren en als volkomen bepaald door God.

Wat bij deze operatie echter helemaal identiek is gebleven is de idee van voorzienigheid, dat de economie moet worden opgevat als een orde waarin in volstrekte vrijheid en volstrekte rationaliteit de handelingen van eenieder ten goede komen aan het leven van iedereen.

Goed, we hebben twee of drie elementen van de christelijk-politieke machine verkend, de acclamatie, de soevereiniteit en de voorzienigheid van de invisible hand. Hoe komen deze bij elkaar in de vroeg-christelijke idee van 'oikonomia', met de Griekse term die zelfs door Latijn sprekende theologen werd gebruikt en geleidelijk plaats maakte voor 'dispositio' en 'dispensatio'? In deze vroege geschriften wordt oikonomia van God gezegd in twee verschillende betekenissen. Ten eerste is het de centrale term van de Drieëenheid, waarin God de gestalte kan aannemen van Vader en van Zoon, en later ook als Geest. Die Vader en Zoon zijn allebei oorspronkelijk God, dat wil zeggen zonder oorsprong, 'anarchisch'. Zo kon aan de ene kant de soevereiniteit van God (als Vader) worden gewaarborgd en aan de andere kant, als Zoon, zijn betrokkenheid bij de wereld. De regeling en ordening van God als Drieënheid, en door God zelf, is dus oikonomia.

Daarnaast werd de term oikonomia ook gebruikt voor het regeren van God. God regeerde de wereld in zijn oneindige voorzienigheid. Moet je dus uitleggen hoe de voorzienigheid van de economie en de soevereiniteit van de politiek met elkaar samenhangen, dan moet je de term oikonomia gebruiken. De verhouding tussen politiek en economie, en tussen economische politiek en politieke economie, wordt geregeld door God zelf. Uiteraard kunnen we niet helemaal begrijpen hoe hij dat doet, maar ook weer niet helemaal niet, want God deelt zich mee in geheim en openbaring.

Dat geheim is men gaan beleven als essentieel voor God. We kunnen God nu eenmaal niet kennen, in essentie. Maar Agamben laat zien dat de oorspronkelijke term niet het geheim is, maar de oikonomia. Eerst sprak Paulus nog van de economie van het geheim, later is men deze term haast achteloos gaan omdraaien, en sprak men van het geheim van de economie.

Wat was er dan zo weinig geheim aan de economie en de openbaring? Antwoord: Gods heerlijkheid, zijn gloria of oudtestamentisch Hebreeuws: de kabood. We kunnen God gewoon zien, er is niets geheims aan, maar wat we zien is zijn heerlijkheid. In die heerlijkheid zit iets waardoor het lijkt alsof ze zichzelf niet genoeg is. De heerlijkheid moet steeds door de mensen worden bezongen, God moet worden verheerlijkt. Met de antropoloog Marcel Mauss suggereert Agamben: de verheerlijking is nodig om God te versterken. Zonder verheerlijking zou God niet kunnen bestaan of voortbestaan. Dit zal wel de reden zijn waarom je de term 'geloof' bij Agamben niet tegenkomt. Zelfs in de tijd waarin de mensen reserveloos in God geloofden, konden ze tegelijk geloven dat hij onze verheerlijking nodig heeft. Van hieruit is het maar een kleine stap om de verheerlijking door te trekken naar de acclamatie van de vorst (bijv. Karel de Grote), en dus de politieke functie van onze moderne media.

We hebben alleen nog de engelen niet genoemd. Schmitts discussiepartner Peterson meende dat die engelen een politieke functie hadden, namelijk de acclamatie van God in de hemel. Daarom was Peterson het niet eens met Schmitt dat we nog steeds in de politieke theologie zitten, dat we met de theologie onze huidige politiek kunnen verhelderen. Maar hier laat Agamben weer zien dat Peterson zijn Bijbel net niet goed genoeg kende. De engelen staan niet de hele dag voor God te zingen. Ze moeten God ook helpen. Met hun gezang helpen ze God, maar ze moeten God ook helpen met zijn zorg voor de mensen. In de Bijbel vind je vooral deze tweede categorie engelen. Beide activiteiten, verheerlijking en assistentie, vallen onder de categorie 'oikonomia'.

De aardse hiërarchie en later de enorme ambtenarij on onze staat werd veel later uitgevonden dan de hiërarchie der engelen en naar het model van die laatste. Schmitt en Peterson hadden dus meer gelijk dan ze wellicht zelf dachten.

Waarom zou je zo'n mooie en tegelijk functionele 'regeringsmachine' eigenlijk buiten werking willen stellen? Waar haalt Agamben zijn anarchisme vandaan?

Daarvoor kun je terecht bij Foucault en bij Agambens eerdere boeken. Een machine die tot Ausschwitz leidt kan nog zo mooi zijn, je moet dan die hele schoonheidservaring zelf politiseren, zoals Walter Benjamin destijds al voorstelde. Of preciezer: de esthetisering van de politiek moet je te lijf gaan met de politisering van de kunst. Kunst is namelijk meer dan esthetische ervaring en geeft zich zo meer rekenschap van de ervaring van 'heerlijkheid' die niet per se esthetisch was. 'Heerlijkheid' was bijvoorbeeld het vuur dat de braamstruik voor Mozes niet verteerde.

Zo blijft het mogelijk de lijntjes terug te volgen. Maar als die heerlijkheid geen esthetische ervaring is, wat is het dan? Eigenlijk wordt de clou al in het scheppingsverhaal verklapt. Heerlijkheid betekent regeren, verheerlijken, assisteren, zorgen voor de wereld. Maar dan moet er wel eerst al een wereld zijn, of er moet nog steeds een wereld zijn. In een eindige wereld in handen van een oneindige God kan de heerlijkheid op God zelf betrokken niet dat hij werkt maar dat hij inactief is. God viert voortdurend sjabbat. En als hij klaar is met zijn schepping van de wereld is het opnieuw sjabbat, voor God en ook voor de mens, wanneer die klaar is met zijn werk of zich moet opladen voor zijn werk.

In de christelijke tradities vind je de gedachte van een inactieve God uitgedrukt in het beeld van de lege troon. Daarnaast ook vind je de uitdrukking 'buiten werking stellen van de wet'  (katargèsis tou nomou) bij Paulus, die we later opnieuw tegenkomen bij Luther en als 'Aufhebung' bij Hegel, als drijvend principie van de geschiedenis.

En zo zit ik dan hier, op een hotelkamer in Dresden, waar ze op allerlei manieren te maken hebben gehad met dat buiten werking stellen, dicht bij Luther, en door het beruchte bombardement waarmee het hele nazisme met wat collateral damage buiten werking werd gesteld, en ik, die hier op vakantie ben, buiten werking gesteld, na en voor mijn werk.

De geschiedenis wordt begrijpelijk als theologische economie, maar in die economie draait het om het buiten werking stellen. We willen rust en 'ein bisschen Frieden'. Maar nu ik het boek uit heb en denk dat Agamben zijn 'Homo sacer'-serie nu wel heeft afgesloten om uit te rusten, zie ik in de boekwinkel zijn 'Opus Dei'. Logisch ook, je kunt een machine alleen buiten werking stellen wanneer je hem goed hebt bekeken. Dat kan dus best nog een tijdje duren. Tot die tijd kunnen we wel alvast, zoals Paulus suggereert, leven 'hoos mè', alsof niet, alsof je geen onderdeel van die machine bent als slaaf, heer, Jood of Griek, man of vrouw. Tot zolang volg ik Agamben en houd ik u op de hoogte.

http://www.dresden-culture.de/sites/default/files/almanach/friedhof_tolkewitz.jpg

Geen opmerkingen:

Een reactie posten