zaterdag 1 augustus 2015

Het geloof van Luyendijk

Als je de Londense bankwereld als journalist betreedt, dan is het best belangrijk dat je een goede aanpak hebt. Daar heeft Luyendijk goed aan gewerkt. Maar misschien heeft hij zijn aanpak al bedacht toen hij zijn project over de onbestuurde auto deed. Bij een onbestuurde auto weet je weliswaar dat je met een onbestuurde auto te maken hebt. En bij de bankwereld verwacht je dat de banktop of anders de politiek aan het stuur zit. Wat niet zo blijkt te zijn, getuige de metafoor van Luyendijk dat je de deur van de cockpit opent en er blijkt niemand te zitten. Maar toch, de metafoor was al aangekondigd, evenals Luyendijks talent en zijn contact, Alan Rusbridger van The Guardian. Alles viel dus al op zijn plek voordat het op zijn plek viel.

Afgelopen weken werden de krantenlezers midden in hun komkommertijd opgeschrikt over berichten dat de onbestuurde auto was gehackt en gecrasht. Ik heb geen idee of Luyendijk dit in zijn autoproject heeft zien aankomen. Maar ook als dat niet zo is, wordt zelfs nog duidelijker dat we terecht zijn geraakt in Goethes sprookje van de tovenaarsleerling. De oude meester gaat even weg en geeft zijn leerling opdracht de vloer te poetsen. Die heeft geen zin om steeds nieuw water te halen en betovert zijn bezem. Die slaat echter op hol. De leerling wil hem laten stoppen, wat niet lukt omdat hij daarvoor de spreuk niet kent.

Nu ben ik vanuit de filosofie de laatste maanden wel vaker in aanraking gekomen met onbeheersbare stokken, de berichtenstok van Plato en de denkstokken van Coen Simon. Maar daar kon je vaak nog denken dat het om secundaire of filosofische problemen gaat. Bij Luyendijk gaat het om niets minder dan het geld, de basis van ons bestaan. Storten de banken in, dan worden we net als de Grieken teruggegooid in het stenen tijdperk, maar dan op een Mad Max-achtige manier, met vervelende wapens, en moeten we de supermarkten gaan plunderen voordat anderen dat doen.

In 2008 waren de banken bijna ingestort. De cockpit bleek leeg. En na alle speurwerk van Luyendijk zijn we geen stap verder. Want als we de conclusie nog niet hadden zien aankomen, dan heeft zijn boek ons ervan overtuigd dat de fout zit in het systeem. En dat verander je niet zomaar eentweedrie. We are fucked up.

Misschien dat zelfs filosofen geschrokken zijn, misschien dat ook zij nog leefden in een zeepbel of zich Master of the Universe waanden en niet doorhadden dat de grot van Plato en al dat soort halve mythes eigenlijk gingen over onze existentie, de kansen om te overleven. Wat toch minstens inhoudt: het onderkennen van de gevaren, het vermogen ze te analyseren en er vervolgens iets aan te doen.

Laat je Luyendijk tot je doordringen, nog voorbij zijn retorische virtuositeit, zijn gebruik van cliffhangers en strategische naïviteit, dan zijn er twee zaken die mij als lezer raken, en waar voor ik hem dus wil prijzen, al is het in zo'n bescheiden medium als een blog (wat overigens ook zijn medium was, maar verder totaal onvergelijkbaar).

Het eerste is zijn volgehouden zoektocht. Luyendijk zoekt naar een vraag, probeert daarna het spoor te volgen en de coherentie te bewaken. Je zou kunnen zeggen dat dit maar een druppel op de gloeiende plaat is, maar dat is het niet. Luyendijk plaatst zichzelf in een traditie, de traditie van de nieuwsgierigheid. Dat blijkt al op p.5, bij zijn motto: 'Voor wijlen Gerd Baumann, die me leerde dat nieuwsgierigheid genoeg is.' Ik ken die hele Gerd Baumann niet, maar alleen al Joris Luyendijk en zijn loyaliteit aan zijn zoektocht verplicht me tot het prijzen van de nieuwsgierigheid, en tot het lezen van Luyendijks boek in het licht van deze opening.

Het tweede is de poging van Luyendijk om de kern te raken van wat er gaande is. Ik heb sterk de indruk dat er een intense parallellie bestaat tussen Luyendijk en Augustinus. Augustinus wordt wel beschouwd als een van de voorvaders van de psychologie, vanwege zijn persoonlijke relaas van de voorgeschiedenis van zijn bekering. Maar hij is evenzeer de meester van het zorgvuldig opgebouwde en geconstrueerde verhaal. En bovenal: de zogenaamde psychologie is in werkelijkheid de inschakeling van zichzelf met zijn geloof in de geschiedenis. Luyendijk bedrijft schijnbaar psychologie, met zijn karakteriseringen, maar is in werkelijkheid ook meer geïnteresseerd in de geschiedenis, in de mogelijkheid dat het verhaal van de beschaving verdergaat. Zelfs als er geen menselijke piloot in de cockpit zit.

Ik heb me al eerder afgevraagd hoe ik het wantrouwen van Luyendijk in de filosofie kan verklaren. Natuurlijk, ik heb ook de interviews gelezen waarin hij ziet hoe filosofen zich opdringen aan Amsterdam Zuidas om hun graantje mee te pikken van de business. Maar tegelijk schreeuwt alles in zijn analyse om een fundamenteel soort denken dat uitstijgt boven de journalistiek.

Daarom nu dus mijn vraag, waarbij ik voor het gemak maar even kruip in de rol van de filosoof en Luyendijk als journalist beschouw (waarbij je heel wat bedenkingen kunt formuleren, maar die gooi ik dus even naast me neer...).

Meneer Luyendijk, ik heb uw boek gelezen en een paar TV-programma's gezien. Ik bewonder u zeer en neem deze kans om u te prijzen, al is dit een blog die bijna niemand leest. Maar de zaak zelf vraagt erom dat we elke kans of nauwelijks-kans pakken om de onverschilligheid te vermijden.

Ik wil u graag vragen waarom u het in uw boek vermijdt om het probleem, dat u toch ziet als een probleem van het systeem, te overdenken op het niveau van het systeem. Waarom overdenkt u de financiële crisis niet als een kans om het financiële systeem te overdenken? Waarom blijft u geloven, tegen beter weten in, dat er personen zijn, vanuit de politiek, de ethiek, of misschien wel uw lezers, die het probleem kunnen verhelpen?

Goed, ik heb mijn vraag gesteld. Ik zal hem zeker ook sturen aan Luyendijk zelf, maar de ervaring leert dat mensen die ertoe doen niet reageren op blogs van anderen. Misschien werkt het ook wel helemaal niet zo, via een dialoog, democratische controle of mentaliteitsverandering. Als er iemand getuigt van een mentaliteitsverandering, dan is het wel het allerverschrikkelijkste monster dat Luyendijk beschrijft, de 'koele kikker' die alleen met hem praat omdat hij vertrekt uit de bankwereld en geïnteresseerd is geraakt in filosofie en geesteswetenschappen (p.180). De mentaliteitsverandering herinnert opnieuw aan Augustinus en zijn Confessiones, maar is ook de kans die de journalist grijpt om iets te vernemen over de koele kikker, de minst interviewbare persoon uit het hele boek. De man ook die het systeem moet importeren om de mensheid zo dicht mogelijk bij de afgrond te brengen. De koele kikker maakt de cirkel sluitend:
Als je ze zelf afneemt, voelen tweehonderd interviews als een reusachtige klus. Op een kwart miljoen werknemers in de City is het minder dan 0,1 procent, en ongetwijfeld lopen er veel meer types rond. Maar voor mij was met de koele kikker de cirkel rond. (181)
Het is precies met de koele kikker dat Luyendijk zichzelf verandert in een zendeling. Luyendijk stuurt mensen een e-mail om te zeggen dat de mannen van de City geen monsters zijn (maar koele kikkers). Hij gaat tevens zenden om te zeggen dat de problemen van de City niet opgelost zijn (want er zijn koele kikkers). Met andere woorden: hadden we met monsters te maken, dan hadden we symptomen kunnen zien en iets kunnen ondernemen om de problemen op te lossen. Nu niet, want het is nog veel erger: de ergsten zijn de koele kikkers, de mannen die denken in termen van het systeem zelf en het niet meer relateren aan de buitenwereld.

Hier sluit zich, bij de cirkel van Luyendijk, een andere cirkel.

De cirkel van Luyendijk is de kritiek op de beeldvorming dat monsters achter het stuur zijn gekropen en zijn ontdekking dat er mensen achter het stuur zijn die alleen nog in naam mensen zijn, maar in werkelijkheid zich identificeren met het systeem. De andere cirkel is die van het systeem zelf. Het heeft de koele kikker nodig om te voorkomen dat bankwerkers nog enige weet hebben van een andere wereld, een wereld buiten henzelf. Om te voorkomen dat het systeem nog buiten zichzelf treedt, buiten de cirkel die het zelf is.

Waarom zou je dan mijn vraag moeten stellen, de vraag waarom je het probleem van het systeem niet in termen van het systeem moet beantwoorden, en niet in termen van psychologie en de waardering van het individuele leven?

Die vraag wordt - het mag misschien raar klinken in het licht van het voorgaande - door Luyendijk zelf afdoende beantwoord. Dat de koele kikker precies op de machtigste plek terechtkomt is niet alleen een kwestie van toeval, maar omdat de logica van het systeem dat vereist. Wat Luyendijk alleen nalaat is dat hij zijn eigen vondsten terugkoppelt en zijn interviews leest volgens de termen van zijn eigen conclusie. Een volkomen immanent systeem, dat is wat dit systeem zo efficiënt maakt. Maar die volstrekte zelfimmanentie is ook wat dit systeem zo dodelijk maakt, zo dodelijk dat het riskeert zichzelf in de afgrond te storten en daardoor ook ons.

Dit systeem verontschuldigt de koele kikkers zoals - maar dan anders - het nazisme ooit Eichmann verontschuldigde, volgens zijn eigen logica van 'Befehl ist Befehl'. Het individu kan worden vrijgesproken door het systeem waarvan het deel uitmaakt. Het individu wordt 'amoreel', jenseits von Gut und Böse.

Maar dit systeem verontschuldigt zijn uitvoerders nog op een andere manier, vergelijkbaar met Augustinus. Het is altijd mogelijk buiten het systeem te gaan staan, vrijwillig of gedwongen. Het individu raakt daardoor uitgeleverd aan de genade van de buitenwereld, de genade van de ander. Dat is was Augustinus overkwam. Het overkwam ook de koele kikker die eruit stapte en ging praten tegen Luyendijk, te biecht bij Luyendijk. Pastor Luyendijk, zo lijkt het.

Lezen we nauwkeuriger, dan blijkt het om een transactie te gaan. De koele kikker legt contact met Luyendijk omdat hij zelf schrijver wil worden en kan het contact met een andere schrijver goed gebruiken. Bovendien wil hij zijn baan nog een tijdje gebruiken om genoeg geld te verdienen zodat hij eruit kan stappen en filosofie studeren.

Koppelen we dit terug naar onze beide cirkels, dan kunnen we zeggen: de journalist wordt meegenomen in de berekeningen. Hij is deel van het systeem. Erin blijven en eruit stappen zijn beide opties die indifferent zijn.

Blijft nog die andere cirkel over, de cirkel van de geldwereld die zichzelf afschermt tegen de buitenwereld met zijn code of silence. Hier positioneert de journalist zich als een buitenstaander, een ander, een menselijke ander. Het is duidelijk dat Luyendijk veel betekenis hecht aan deze humanistische invalshoek, de emoties, de nieuwsgierigheid, je begaan zijn met de mensen buiten het systeem.

Uiteindelijk lijkt Luyendijk deze benadering terug te brengen tot vragen over morele verantwoordelijkheid. Die vragen krijgt hij echter van zijn koele kikker keihard teruggespeeld:
Vrijheid, blijheid. Vragen over morele verantwoordelijkheid kreeg ik van de koele kikkers keihard terug: wie dacht ik wel niet dat ik was? Een fatsoensrakker? Een moraalridder? (180)
 Luyendijk laat hiermee zien dat de financiële sector zich succesvol heeft geïmmuniseerd tegen het humanisme. Dat is zijn grootste verdienste als journalist en filosoof. We krijgen een ongemakkelijk gevoel en makkelijke oplossingen zijn niet meer voorhanden, als er überhaupt al oplossingen zijn.

Het enige wat overblijft is cynisme. En Luyendijks weigering van het cynisme. Zijn laatste zin: 'Niemand profiteert meer van cynisme over politiek dan cynische politici.' (196)

Omgekeerd is natuurlijk ook waar: niemand profiteert meer van morele bevlogenheid van burgers dan cynische politici, en niemand profiteert meer van morele bevlogenheid van politici dan bankiers.

Zo blijft het geloof in een andere toekomst over. Het geloof splitst zich in het 'krediet', dat teruggaat op het geloof dat schulden in principe altijd worden vereffend. Aan de andere kant is het geloof een overtuiging dat de cirkel altijd kan worden doorbroken, dat grote veranderingen mogelijk zijn.

Het is de opgave van het denken om dit verschil, dit interne verschil van het geloof, opnieuw te doordenken.

Zo laat dit boeiende boek zich lezen, en daarvoor wil ik het prijzen. Blijf geloven dat het mogelijk is de zelfimmanentie van het kapitalisme te doorbreken. Daarvan getuigt Luyendijk.





Geen opmerkingen:

Een reactie posten