zondag 25 januari 2015

De heer van de heer van de tuin

Je kunt je op goed geluk laten meenemen naar films. Films die mijn vrienden zonder omlijnd criterium hebben geselecteerd, A Blast, De tuin en La creazione di significato. En dan blijkt er langzaam maar zeker een gemeenschappelijke noemer in die films te zitten. Laten we zeggen een masterplot. Ik openbaar hem hier, en hoop maar dat de lezer accepteert dat ik hier en daar wat bijsnoei.

Een oude man loopt door een paradijs. Hij beheert het. Hij is er volmaakt gelukkig. Het paradijs bestaat harmonieus naast de moderne wereld. De heer kan vertrekken, soms komt er bezoek, soms zet de heer de radio aan die moderne stemmen uitbraakt. Je zou ook de film kunnen zien als een tuin waarin we op bezoek komen, waarin we even mogen proeven van het ritme en de frisheid van de tuin. Maar de heer van de tuin is niet de machtigste. Er is altijd, vaak in het verborgene, een heer van de heer van de tuin. Hij beschikt vanuit de moderne wereld over die tuin. Hij kan bijvoorbeeld besluiten de tuin in de fik te steken om er projecten te ontwikkelen. Hij kan de tuin gebruiken als branding strategy. Hij kan de tuin opkopen en de heer onteigenen. Vaak loopt er rond die tuin ook een vrouw rond. Zij laat zich inschakelen door de heer van de heer van de tuin, om te filmen of om de fik te regelen. Dergelijke vrouwen hebben oog voor gezichten. Ze kunnen in een hoge rots de vorm van een gezicht zien, ze zeggen tegen hun zoon dat hij de heer van de tuin moet gaan filmen, of ze zetten het gezicht van de heer centraal in de tuin. Zonder dergelijke vrouwen zou er geen film van de tuin bestaan.

De tuin is gefilmd op buitenplaats Dordwijk. Er lopen mannen rond met de naam Augustus op hun rug, medewerkers van het restaurant Villa Augustus. Ze herinneren wellicht onbewust aan de dichter Vergilius die door zijn vriend Augustus werd ingeschakeld om de lof te zingen van het rijk. We zouden - bedenk ik me - het hele oeuvre van Vergilius kunnen lezen tegen de achtergrond van de masterplot. In Bucolica vinden we de herders, dieren, gezangen en de subtiele verwijzingen naar de politiek. In Georgica vinden we de aanwijzingen voor de cultivering van het land volgens de wetten der seizoenen. In feite hebben we hier te maken met een poëtisch masterplot, een hier en daar ambivalente prijzing van het imperium. En in Aeneis verlaat de held de brandende stad Troje om, gemaand door het gezicht van zijn moeder Venus, in het Westen een nieuwe stad te stichten. In dit magnum opus lijkt de tuin helemaal afwezig. Zo afwezig zelfs dat je je erover verbaast bij deze dichter van boerenafkomst. Het kan dan ook haast niet anders of op cruciale momenten duikt de natuursymboliek op als een houvast om de ontberingen van het zwervende leven te kunnen verdragen:

"Amper had hij dit gezegd of daar verschijnen twee duiven
die uit de hemel dalen; vlak voor zijn ogen strijken ze
neer op een grasveld. De machtige held herkende de vogels,
lievelingsdieren van Venus, zijn moeder, en bidt vol blijdschap:
'Duiven, wees onze gids en leid ons als er een weg is,
vlieg naar de plek in het woud waar de rijke grond wordt beschaduwd
door een kostbare tak. O laat ons, heilige moeder,
bij deze zoektocht niet in de steek.' Na deze bede
volgt hij nauwkeurig de richting die de vogels hem wijzen.
Tijdens het zoeken naar voedsel vliegen zij zover vooruit dat
zij voor de ogen van volgers duidelijk zichtbaar blijven.
Toen de duiven de ingang van de stinkende Orcus bereikten,
vlogen zij snel omhoog en namen vervolgens plaats op
de vurig verlangde plek in een boom met twee soorten bladeren,
waar een vreemde gloed als van goud zich verspreidt door de twijgen.
Zoals bij winterse kou in de bossen maretakken
bloeien met vreemde groei op een boom die hen niet deed ontspruiten,
en met hun geelgroene twijgen de ronde stammen omklemmen,
zo zag het groeisel van goud er uit op de donkere steeneik,
zo ritselde het metalige blad bij een rustige windvlaag.
Prompt grijpt Aeneas de taaie tak, hij breekt hem gretig
los en draagt hem dan naar de woning van de Sibylle."

Ik stel me voor dat Vergilius, de heer van de tuin, deze passage voorleest aan Augustus, de heer van de heer van de tuin. Zijn scepter, een vreemde parasiet in winterse kou.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten