Het is erg grappig om sketches van Toon Hermans terug te zien. Regelmatig lig ik in een deuk. Nee, echt, wat kan die man goed spelen. Neem bijvoorbeeld die sketch met Benny. Niet zo beroemd als de sketch met Johnny die het tennisracket moet halen. Maar wel goed, erg goed. Je bent getuige van een staaltje vriendelijke vernedering waarmee Toon Paul de Leeuw en Hans Teeuwen evenaart, zo niet overtreft. Tegelijk zien we onvervalste slapstick wanneer de stoel en de microfoons worden doorgegeven.
Voor mij is het hoogtepunt toch wel het vervolg, waarin Toon klassiek gaat zingen. Het lijkt alsof de zang met hem op de loop gaat. Ook de verschillende talen gaan met hem op de loop. Zogenaamd dan hè? In werkelijkheid, want dat weten we, is alles helemaal uitgedacht en gecontroleerd. Die paradoxen zijn ons vertrouwd geworden. Maar het wil er bij mij niet in dat het publiek dat destijds niet doorhad. De mensen wisten op hun manier wel degelijk dat Toon alles onder controle had. Maar aan de andere kant, datgene wat hij onder controle had was in de kern die ervaring dat de dingen met je op de loop gaan, de gebaren, de talen, de muziek, de lach ook, niet te vergeten.
Het leuke aan die heel oude sketches is dat we de humor van die mensen van toen eigenlijk niet meer delen. Daardoor krijgen ze een Kees Prins-achtig vernis. Je hoort Toon zinnen herhalen en dan hoor je eigenlijk Kees Prins al. Je ziet brave vrouwen van de economische opbouw in de jaren vijftig met hun mantelpakjes van hun stoel rollen van het lachen. Ja, ze rollen echt van hun stoel van het lachen. En dat zie je. En eigenlijk om niks. Wat Toon daar doet, is te lang en breed uitgesponnen. Dat zou nu echt niet meer zo kunnen. Maar toch lachen die vrouwen zich krom. Misschien wel omdat ze verder geen lol hadden in hun dagelijks leven, dat zou kunnen. Heel vaag weten we dat nog, mensen van mijn leeftijd en nog ouder. De lange slepende zondagen, de saaie lessen op school, de verveling. En dan komt Toon en die hoeft maar met zijn vingers te knippen of een raar loopje te doen.
Maar jongens, ook dat weer, dat is niet zomaar iets! Het heeft met timing te maken, en niet te vergeten zelfinschatting. Je moet weten met welke middelen je iets op welk moment kunt bereiken. Doe je dat met een vingerknip op het moment dat iemand op het punt staat te lachen, dan is dat alleen maar extra mooi. Tenminste, dat vind ik. Ik vind dat extra mooi, die combinatie van lef en beheersing.
Ook bijzonder aan die sketch met Benny: Toon onderbreekt zijn zang en zijn minispeeches precies op tijd door zelf in lachen uit te barsten. Daarmee maakt hij ons duidelijk dat het allemaal maar flauwekul is. En tegelijk maakt hij ons in een beweging door duidelijk dat hij bereid is alle rollen op zich te nemen. hij suggereert dat hij met zijn controle niet alleen zichzelf controleert, maar ook ons en eigenlijk de hele wereld erbij. Ja, ook zijn kinderen thuis, Maurice en Gaby, die zitten ook te kijken, zegt Toon, en zien Papa op tv. Dus o ja, Toon was ook nog Papa. Speler, publiek, vader, werker, beschouwer en relativeerder van de politiek, zelfs door die te verzwijgen, wat nog krachtiger is dan Wim Kan, die precies het omgekeerde doet, alles benoemen en zichzelf daardoor tot slaaf maken van de politieke leiders. Toon wat was jij almachtig zeg! Allemachtig wat was jij almachtig!
Nee, maar nog steeds. Ik kan nog steeds vreselijk lachen om die man. En iets van zijn glorie straalt af op mij. Op tv was vorige week Karin Bloemen, die met haar autootje de sporen van de jonge Toon in Limburg volgde. Ze kwam terecht bij het Patronaatsgebouw in Heerlen, aan de Sittarderweg. Mijn buurt! Het gebouw naast onze kerk en het Hofke van Sint Antonius, nomen est omen. Daar had Toon zijn eigen optreden geregeld toen hij zestien was, nog voor de oorlog. Zo heeft Toon het tapijtje voor me uitgerold en deel ik een beetje in zijn almacht. En via deze blog mag u daar ook weer in delen.
Maar ik heb het graag voor u geschreven!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten