Het lijkt me een immens karwei om Mille Plateaux van Deleuze en Guattari te prijzen. Meteen al zou de
vraag opduiken volgens welke orde en in welke zin ik dat zou doen. Soms klamp
ik me vast aan de laatste regels van een boek. De laatste: “Ne jamais croire
qu’un espace lisse (glad) suffit à nous sauver.” We hebben dus niet te maken
met de beschrijving van een bevrijding. De gladde ruimtes (woestijnen, steppes)
zijn de plaatsen waar beslissende gebeurtenissen plaatsvinden. Maar niet
beslissend in de zin dat ze vanzelf bevrijding brengen. Het gaat om de strijd
en het leven die er verschuivingen teweeg kunnen brengen, nieuwe inzetten,
tegenstanders.
Okee, een prijzing zou kunnen aanzetten vanuit die gladde
ruimtes. Maar dan weer niet vanuit het historische besef dat de prijzingen van
bijvoorbeeld onze monotheïstische religies daar zijn begonnen. Het historische
besef wordt stevig onderuitgehaald door D&G. We leven op platen, plateaux, ruimtes van intensiteit die
ontstaan in ‘agencements’, een soort
praktijken die gebonden zijn aan territoria. Het boek Mille plateaux is zelf ook zo’n ‘agentuur’ zoals ik het maar zal
vertalen. En die zijn altijd meervoudig. Het boek waarschuwt dat het als
agentuur onmiddellijk verbonden is met andere agenturen en met CsO’s, Corps sans organes. Ik ga dat niet
allemaal uitleggen. Een boek is niet iets om te begrijpen, of om naar de
betekenis ervan te vragen. Een boek moet jou veranderen.
Een grotere prijzing is haast ondenkbaar dan deze. Met
hun waarschuwingen nodigen D&G de lezer uit om voortaan elk boek in het teken van verandering te
zien, elke agentuur in het licht van de overbrenging van intensiteiten, de
binnenleiding in meervoudigheden. Lees dus dit boek, of een stuk ervan, of
hierna een aantal boeken waaraan dit boek gerelateerd is, en je gaat veranderd
weer naar buiten.
Met enige aarzeling vertel ik over de ervaring van het
lezen, een ervaring die misschien al lang geleden begonnen was en daarom alleen
al eerder een wording. Ik heb het boek gekocht in de FNAC van Antwerpen. Dat
moet dus ongeveer in 1989 zijn geweest, toen ik daar een paar jaar in de buurt
woonde. In plaats van dit boek las ik indertijd D&G’s Kafkaboekje. Dat
maakte grote indruk op me, hoewel ik er ook maar weinig van begreep. Maar een
boek is dus niet gemaakt om te begrijpen, begrijp ik nu. De uitwerking van de
filosofie van D&G op mij was gigantisch. Ik werd fan van hun begrip ‘ligne
de fuite’, hun positieve élan, hun micropolitiek. Ik kon uit hun kist een paar dingetjes halen en direct gebruiken.
Nu, een kwart eeuw later, werd het tijd om Mille plateaux eindelijk eens te lezen, alsof het een gewoon boek was, van kaft tot kaft. Ook dat bleek mogelijk. De bladzijden over het rhizoom-model kun je prima lezen als inleiding, en vervolgens worden grondbegrippen als strata en orgaanloos lichaam een voor een doorgenomen. Het geheel werkt toe naar een heuse staatstheorie, waarbij je je in Hegel waant, al wordt die theorie nu herschreven vanuit iets wat lijkt op nomadologie. Het dessert vormt de deels mathematische logica die onder de tegenstelling staat-nomaden ligt, de tegenstelling tussen gladde en gegroefde oppervlakken ('le lisse et le strié'). De nomaden bewegen zich op gladde oppervlakken, de steppen en woestijnen, de staten op gegroefde oppervlakken, waar alles vanuit een hogergelegen centrum wordt geregeld. Nomos contra logos.
Uiteraard gedragen D&G zich niet als schoolmeesters, het gaat hun niet om het uitleggen van deze en andere differenties, al doen ze ook dat niet onverdienstelijk. Ze werpen het probleem op hoe je de verhouding tussen beide tegenstellingen kunt denken in zijn reële abstractie zonder de differentie als zodanig op te geven. Hun eindbod lijken ze te enten op de fractale objectmodelberekeningen van Mandelbrot. Met behulp daarvan kun je gladde oppervlakken modelleren én in relatie brengen met de gegroefde vlakken. Aan de andere kant is dit ook maar weer een model onder andere. En u raadt het al, het boek eindigt met een waarschuwing van de heren aan zichzelf: 'Ne pas multiplier les modèles.' Met andere woorden, nooit zal de 'schizo-analyse' van D&G de status van een theorie bereiken.
Daar is overigens nog een goede reden voor. Theorieën zijn inherent aan gegroefde oppervlakken en staan politiek gezien onder controle van de staat. Misschien geldt dat zelfs wel voor de hele écriture. Daar zou wel eens een interessant discussiepunt met Derrida kunnen liggen, die zijn différance niet gauw buiten het schrijven zal kunnen denken. Niet dat er tussen deze Nietzscheanen en de eerder Heideggeriaanse Derrida kinnesinne heerst. Derrida wordt zelfs instemmend geciteerd en, hoe kan het ook anders, gebruikt in de bepaling van oorlog in zijn verhouding tot de 'machine de guerre' (die wordt gebruikt als meest centrale typering van de nomadologie): "pour parler comme Derrida, on dirait que la guerre est le "supplément" de la machine de guerre." Met andere woorden, de oorlogsmachine wordt niet automatisch ingezet voor oorlog, maar alleen wanneer hij stuit op de staat. Derrida zou in dit geval wellicht antwoorden dat dit supplement wellicht een "supplément d'origine" is, en daarmee oorspronkelijker dan de oorsprong zelf.
Waarom zouden we nu, op dit moment, Mille plateaux moeten lezen? Het zou een vergissing zijn te denken dat we deze vraag eensluidend kunnen beantwoorden, alsof onze tijd een beeld geeft waarbij we alleen maar hoeven te vertalen van 1980 naar 2015. Nee, de historische weg lijkt me niet de meest veelbelovende, gezien het gemak ook waarmee D&G geschiedenis wegzetten als de opeenvolging van wat eerder naast elkaar bestaat. Al dichter in de buurt komt de Sferen-onderneming van Sloterdijk, die voortborduurt op de analyse van vormen van ruimtelijkheid en dat en passant ook nog vasthaakt aan Heidegger die zoiets ooit zou hebben beloofd. (In ons land laat een René ten Bos zich door zowel D&G als door Sloterdijk inspireren; wat is zijn boek 'Water' anders dan een analyse van gladde, fluïde oppervlakten als kracht die de politiek en economie enorm heeft bepaald?)
Maar ik heb het gevoel dat er nog een hoop te doen valt met MP. Een teken daarvan is misschien de omzichtigheid waarmee het in mijn studietijd werd benaderd, of zelfs gemeden. We lazen Nietzsche, Foucault, Bataille, later ook Derrida. Maar zelden kwamen er studies over Deleuze & Guattari aan de oppervlakte. Misschien was het boek daarvoor ook te 'sociologisch' georiënteerd. Bij sociologie denken we aan groepen, instellingen, religies en organisaties. Denken we dan aan nomaden, dan worden die al gauw romantisch omhelsd, zoals de 'indiaan in ons bewustzijn'. Terwijl die nomaden hun eigen wreedheid kennen, ze laten zwakkeren liggen wanneer ze verdertrekken. Het is een machine de guerre. We treffen de nomaden evengoed aan in steden als in woestijnen. Ze zijn niet als eenzame held of als volk verbonden met de aarde zoals de romantici. Ze passen evenmin in de sferen van geborgenheid of immuniteit. Kortom, ze bieden allerminst een aanlokkelijk perspectief voor de burger van het goede gevoel.
Misschien moeten we eerder denken aan analyses zoals die van Luyendijk, de nomaden die de Londense torens bevolken wat allesbehalve wil zeggen dat ze onder staatscontrole staan. Integendeel, de staten worden voortdurend 'herschreven' vanuit de financiële wereld en zonder teveel scrupules onder vuur genomen. Via Luyendijk gaan we Marx misschien weer eens lezen, zoals zijn analyse van de meerwaarde die in een kapitalistisch regime ophoudt lokaliseerbaar te zijn. Hier wordt ook helder dat de gegroefd oppervlakken de gladde oppervlakken blijven voortbrengen. Het gaat bij de 'nomaden' dus allerminst om een restant uit het verleden. En we begrijpen maar tergend langzaam onze eigen rol in de voortbrenging en overname van de 'machines de guerre' in het Midden-Oosten. Herlezing van MP kan helpen.
Voor mij was echter - behalve de verwijzingen naar Bachtin - de analyse van het territorium het hoogtepunt van het boek. Vogels creëren niet een territorium en gaan dat daarna verdedigen met hun gezang. Nee, ze creëren dat territorium met hun gezang. De muziek, of preciezer, la ritournelle (het refrein) creëert het territorium in verhouding tot de grond en blijft ook later een enorme bepalende kracht. Zo was de kracht van de muziek, schatten D&G in, tijdens het fascisme groter dan die van de beelden zoals vlaggen. Terwijl bij ons de discussies dus vooral gaan over beeld versus tekst, analoog versus digitaal, geven D&G prioriteit aan de klank. Met speels gemak lezen D&G vogelkundige beschouwingen naast Messiaen en Boulez, de muzikale helden van hun tijd. En zeker na de deconstructies van muziek als artistiek territorium door Cage en de teksten van De Waal wordt het weer tijd om 'vogel te worden'.
Enfin, de verhouding mens-dier heeft in de filosofie allerminst te klagen gehad over te weinig aandacht. Maar D&G politiseren deze verhouding al zo vanzelfsprekend dat we ook nu weer bij hen terecht kunnen als we de kansen voor politiek hedentendage willen peilen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten