vrijdag 15 maart 2013

Het inclusivisme van Bondarchuks epos

De film Vojna i mir (Oorlog en vrede) van Sergej Bondarchuk was duur, episch en 'oscardragend'. Na bijna een halve eeuw zou hij zelf het onderwerp van een kunstwerk kunnen worden, want voor een epos heb je enige afstand nodig. (Ook mijn afstand, want het is alweer zo'n 30 jaar geleden dat ik de film zag, 's nachts in 't Hoogt, waarbij men ons stukjes appel met een glaasje wodka kwam brengen.)

Juist door die afstand heb je weer extra middelen nodig om de kijker erin te trekken en te houden. De emoties zijn steeds bijzonder heftig, de scènes bijzonder imposant en de moraal bijzonder verheven. Zonder overigens afbreuk te doen aan het realisme, want ook dat zit erin.

Je hebt het over Russen en hun oorsprongsmythe. Dan heb je het over het verzet tegen de westerse invasies, die tegelijk ook als invasie van westerdom ('zapadnitsjestvo') gezien werden. Dat verzet moest even inclusief zijn als de aanvaller: humanistisch, broederlijk, nationalistisch, kosmopolitisch. De romantiek bood kortom de best mogelijke matrix voor het verzet en de mythologisering daarvan.

De sovjets hadden na de stalinistische wending naar het nationalisme van de jaren '30 geen enkele moeite met deze romantiek. In de jaren '60 was zelfs de vloer geëffend voor de orthodoxe symboliek. In de film zet de orthodoxe zang voor de slag bij Borodino de neuzen in de goede richting. Uiteraard moet je bij inclusivisme niet denken aan een soort basale openheid voor al het bestaande. In naam van de sovjetsymboliek werd evengoed de dood als het leven gebracht, zoals we weten, en is de voice over met zijn oproep tot celebratie van het leven maar de halve waarheid, of zo je wil een dubbele leugen.

Ik vroeg me af of ook onze eeuw weer in staat zal zijn tot een dergelijk inclusivisme. Zullen de symbolen van Amerikaans hollywoodisme samen met de totalitarismen in een hegeliaanse geste worden opgenomen in een nieuwe esthetische politiek? Het is nog te vroeg om daarover iets te zeggen, maar het lijkt wel erg waarschijnlijk dat het epos richtpunt zal blijven voor politiek en kunstzinnige Bildung.

Een voorwaarde hiervoor lijkt wel dat een epos erin slaagt de grootse historische perspectieven met het alledaagse te verbinden (dat deed het al bij Homerus), maar - en daar komt het op aan - niet buiten de bemiddeling van een persoon om. Bij Bondarchuk is die persoon Pierre Bezuchov met zijn ronde brillenglaasjes, die niet toevallig door de regisseur zelf wordt gespeeld. De onhandige, goedbedoelende, naïeve Pierre strompelt met zijn hoed op over het slagveld, krijgt wat modderspatjes over zijn gezicht, en heeft het merkwaardige vermogen dat hij alles ziet, door iedereen wordt gezien en alles overleeft, zelfs zijn executie. De oneindigheid, zou je kunnen zeggen, van leven, lot én plot. Vergeet niet dat de voice over en de helikopterperspectieven dan wel niet van Pierre, maar zeker wel van zijn alter ego Bondarchuk afkomstig zijn.

Je zou met enige fantasie - lichte bijziendheid, maar dan een die extra verhelderend werkt - Bondarchuk en zijn Pierre kunnen vergelijken met Homerus die men zich wel voorstelt als de blinde zanger die in de Odyssee optreedt aan het hof van Alkinoös. In onze tijd rust op de maker van het epos zelfs een nog groter gewicht. De goden zijn er nauwelijks, of hooguit op versluierde wijze, aanwezig (de dansende adel). De aanwezigheid van de externe maker als acteur in de film zelf is geenszins in strijd met het inclusivisme. Integendeel, hij is er het zichtbare merkteken van, de codering (zoëen als in Wie is de mol?) en het nadrukkelijke logo. Zelfs zijn naam Bezuchov (zonder oren) suggereert nog de eigenzinnigheid en de concentratie op het zien.

Zo blijft het voor de kijker mogelijk om Bondarchuks Vojna i mir niet alleen te zien als geschiedenisles of prestigeproduct, maar ook als vergeeflijke kinderlijke fantasie, zo van zijn wij niet allen Pierre?


Geen opmerkingen:

Een reactie posten