'- Mijn schrikbeeld is altijd geweest leraar te moeten worden. (...)
- En nog veel afschuwelijker is het alleen talent te hebben voor iets dat eigenlijk niemand nodig heeft. Zo'n vak als Grieks.' (153)
Want het werkelijke scheppen, dat bereik je er niet mee. Vandaar misschien dat ik nu deze blog zit te tikken, als compensatiedwang. En vandaar wellicht dat Alfred Issendorf op zoek gaat naar de meteoriet en ook dat project weer opgeeft. En weer een ander project begint. Als Sisyfus.
Het is misschien geen betekenisloos toeval dat Hermans over Grieks spreekt, en niet over Latijn. Want het project dat zijn held het meest aanspreekt is het dragen van zijn vader. Hij is een Aeneas, een Trojaan die ontsnapte aan de Grieken door Troje te verlaten, met zijn vader op zijn rug, en gedreven door zijn moeder op zoek moest naar een bestemming. Zelfs zijn opgave van het meteorietproject lijkt al voorgetekend door Vergilius:
'Anderen zullen - ik wil het geloven - (...) de banen van de hemel tekenen met de stift en de opgang der sterren beschrijven. Gij, Romein, gedenk uw taak te heersen over de volken - dat zal uw kunst zijn - ...' (VI, 851-53)
Bij Alfreds dromen hoort ook trouwen met de vriendin van zijn zus Eva. Hij weet niet hoe ze heet, maar ze moet van hem per se Dido heten. Later, als hij al op de terugweg is, heeft hij contact met een meisje. Het leidt tot bijna niets. Van betekenis lijkt me wel dat zij hem haar naam vertelt: Inger-Marie. Ook vertaalt zij voor hem de dagboekaantekening van zijn verongelukte Noorse vriend Arne. Als ze met de bus wegrijdt blijft ze hem aankijken en lijkt ze zijn naam op het raampje uit te wissen. Zo stelt Alfred het zich althans voor, en: 'Dat zou verreweg het beste voor haar zijn.' (243)
Je zou kunnen denken aan Echo en Narcissus. Echo die geen eigen woorden spreekt maar die van de ander (Arne) weergeeft. Het zou perfect passen bij de interpretaties van Nooit meer slapen als het doorlopen van spiegelingsprocessen. Maar zouden het niet juist voorbijgaande figuren als deze Inger-Marie en 'Dido' zijn die de opsluiting van Hermans' ego in zichzelf doorbreken? Dat iets voorbijgaat betekent nog niet dat het betekenisloos is.
Uiteindelijk moet de held zien te leven met het sterven van zijn vader en van zijn reisgenoot. Hij kan hen een tijdje meedragen, even plichtsbewust als Aeneas zelf, maar moet ook hen ten slotte afgeven. Het lijkt of hij daarna alleen nog de wereld wil blijven verwensen, laat die maar ten onder gaan door een meteorietinslag ofzo.
Nee, de roman gaat wel degelijk over schepping, het scheppen van niets minder dan een wereld en een volk. Dat scheppen ziet eruit als het uitvoeren van routineuze handelingen, het sjouwen met veertig kilo op je rug.
Arne had onderweg aan Alfred uitgelegd dat er bijna geen verschil is tussen routineuze arbeid en scheppen: 'Een ei bakken op de top van de Mount Everest, dat is het.' (153) Lukt dat scheppen niet, denkt Alfred later, dan heb je tenminste nog de troost dat je je best hebt gedaan. Lekker calvinistisch: de uitkomst van het scheppen heb je niet in de hand, alleen het harde werken. En die troost wordt je voortdurend aangereikt, als je er oog voor hebt.
Vanuit diezelfde ervaring ook kon Vergilius de gedachtewereld van de soldaat (met veertig kilo en het gezag van zijn vader op zijn rug) en de elites bij elkaar brengen door Rome te herinneren aan zijn moeizame prehistorie:
Tantae molis erat Romanam condere gentem!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten