zondag 26 mei 2024

De prijs van de natuur - Over Vergilius

Alles heeft zijn prijs. Misschien ook daarom vinden we het nodig om te prijzen, bijvoorbeeld God of de natuur. Het zit in de verdrukking, en dan moeten we die zaken een handje helpen. God groeit ervan, en de natuur zeker ook. Je kunt desnoods de natuur naar de vernieling helpen, maar dan heb je altijd nog je tuintje waar je deze tijd van het jaar verrukt over bent, extra verrukt.

Omdat we ons ook wel realiseren dat die God of natuur bij al ons geprijs steeds minder voorstelt, kunnen we twee kanten op. We zetten een tandje bij, extra veel prijzen, om God of de natuur in stand te houden, of de prijzing uiteenrafelen, zodat we ook zien dat die niets voorstelt. Dat is volgens filosoof Agamben en tal van anderen de richting van de moderne literatuur. We houden woorden over, onze manier om afscheid te nemen van God of de natuur.

Misschien kunnen we terugkijkend zoiets al onderkennen in de oude literatuur. Ik denk aan Vergilius (70-19 v.Chr.), vooral bekend van zijn heldenepos Aeneis. Maar daarvoor was hij beroemd geworden met twee boeken waar de natuur hoofdpersoon is. In Bucolica (ook Eclogae genoemd) borduurt Vergilius voort op de Griekse idyllen van Theocritus, met herders die onder een boom wat kletsen over verliefdheden en zangwedstrijden. En in Georgica bezingt Vergilius de boeren die actief betrokken zijn in de bloei en het afsterven van de natuur.

Die herderszangen, zegt vertaler Piet Schrijvers, zijn vooral bedacht door en voor stedelingen. Ze zijn verfijnd genoeg om de poëtische kwaliteiten, het metrum en de stijlfiguren, op waarde te schatten. De bewoners van wereldstad Rome waren voor hun voedsel volledig afhankelijk van de wingewesten en de landgoederen. Door de oorlogen waren veel boeren berooid naar de stad getrokken. Hier zien we dus die prijzing als compensatie, idyllisering en idealisering van het platteland waar het leven uit was weggezogen.

Wat je dan overhoudt zijn woorden, taal, pure taal. Pfeijffer kan dat wel waarderen. In die Bucolica wordt eigenlijk niets gezegd, maar wel op een geniale manier: 'Je treedt een rurale sprookjeswereld binnen en wordt betoverd door de klank, geuren en kleuren van Vergilius' poëzie. Maar dan, als je het gedicht uit hebt en ontwaakt uit je hypnose, heb je geen flauw idee wat je hebt gelezen. (...) Het is de diepe ondoorgrondelijkheid van oppervlakkig herdersgekeuvel en de duistere diepte van glasheldere poëzie.' (De Antieken, p.164).

Maar wacht eens, we waren met onze metafoor Prijzingen! toch aan het bewegen richting economie, geld, compensatie? Hoe kunnen we dan uitkomen bij de ontdekking van de taal? Kunnen we taal omzetten in waarde, geld? Politiek, als dat tenminste meer is dan economie? Vergilius draagt zijn Bucolica op aan een politicus, zijn Georgica aan geldschieter en politicus Maecenas, en zijn Aeneis aan keizer Augustus. Dat maakt mijn vraag des te urgenter of we hier niet getuige zijn van een monsterdrama dat het lot van de moderne literatuur aankondigt: de ontdekking van de taal zelf, losgezongen van zijn betekenisverbanden, drukken we uit met hogere BTW en petities daartegen, een kwetsbaar, stervend intermezzo in de geschiedenis van de mensheid.

De discussie zouden we kunnen toespitsen op de beroemde vierde zang van de Bucolica, waar de terugkeer van de Gouden Eeuw wordt bezongen en de geboorte van Het Kind dat temidden van de goden zal leven en zal heersen over de aarde in vrede. Er is altijd veel gespeculeerd over wie toch met dat Kind wordt bedoeld. Misschien had Vergilius de zoon van consul Pollio op het oog, omdat hij de gedichten aan Pollio had opgedragen. Hoe dan ook begeeft de dichter zich hier in een discours dat aankruipt tegen de politiek en via het goud van de Gouden Eeuw tegen de economie.

Het lijkt of Vergilius met zijn gedichten de speculatie in gang zet. Daarbij denk ik ook zeker aan de moderne onderschatte roman van Hermann Broch, Der Tod des Vergil, die door filosofe Hannah Arendt is gekarakteriseerd als verbinding van lyriek met speculatie. Broch laat zijn stervende personage honderden bladzijden lang koortsachtig speculeren. Hij wil niet prijzen, hij wil weten hoe de wereld is, en daarvoor ook woorden vinden. Gezien zijn eerdere romantrilogie De slaapwandelaars kunnen we vermoeden dat Broch zeker ook de economie op het oog heeft. In de koortsfantasieën klinkt opeens een stem die Vergilius gebiedt om het manuscript van Aeneis in de fik te steken, als offer of 'prijsgave'. Keizer Augustus komt bij hem op bezoek en weet deze boekverbranding nog net te voorkomen. Vanaf dat moment treedt Aeneis de politieke economie binnen en wordt Vergilius vele eeuwen later nog aangeroepen als een soort beschermheilige van de stichting van nieuwe imperia, met name de Verenigde Staten.

De bezegeling van de moderne imperia is de beroemde formule novus ordo seclorum, die op de achterkant staat van het Grootzegel van de Verenigde Staten, en op het één-dollarbiljet. De formule lijkt genomen uit de genoemde vierde Ecloga, maar is wel ietsje aangepast. Vergilius zegt 'magnus ab integro saeclorum nascitur ordo', door Schrijvers vertaald met 'van voren af aan begint de grote keerkring der eeuwen'. De echte Vergilius lijkt me inderdaad iets minder inspirerend, de boodschap voor de kolonisten zou ineens zijn dat de geschiedenis keer op keer herhaald wordt en nu wordt teruggezet naar nul.

Dat kan ook weer niet de bedoeling zijn, toch? Misschien bieden de eerste regels van het gedicht soelaas:

Iets meer verheven zij nu ons lied, Sicilische Muzen.

Lage struiken en tamarisken zijn niet ieders voorkeur.

Als wij bossen bezingen, moet het bos ook een consul waard zijn.

Omdat met die consul ongetwijfeld Asinius Pollio bedoeld is, is die interpretatie dat met Het Kind zijn zoon bedoeld is bij nader inzien zo gek nog niet. Maar we hebben die interpretatie niet per se nodig, we hebben het hier sowieso over een bepaald soort interpretatie, die we beter speculatie kunnen noemen, over de waarde van bossen en struiken. De bossen worden ingeruild voor een consul, en die wordt weer ingeruild voor raadselachtige, ondoorgrondelijke taal.

Laten we niet vergeten dat de dichter die taal niet bezingt. Hij zingt die taal, en dat is niet hetzelfde. Een dichter zingt, en wij lezers prijzen die dichter.

Prijzen wil misschien zeggen: we voegen ons in zijn zang, we doen alsof we hier speculeren over de betekenis van wat hij zegt en wat zijn woorden betekenen, maar we gaan op in, we laten ons betoveren door de taal.

Ieder vogeltje zingt zoals het gebekt is, ik probeer iets te zeggen wat onder mijn ogen vergruizelt, niet zoals de dichter en eigenlijk ook weer niet zoals de filosoof. Prijs ik Vergilius? Ja, maar eigenlijk had ik het hier over moderne literatuur, over onze tijd. Ik loop aan de hand van mijn vader of van een beroemde schrijver door het land, zoals bijvoorbeeld Beckett terugdacht aan de wandelingen met zijn vader, zoals Dante vertelt over zijn tocht door het Inferno aan de hand van Vergilius, en zoals Vergilius vertelt over Aeneas die met zijn vader op zijn schouders op reis gaat. De vaders sterven, en wij blijven moederziel alleen achter. Misschien ook daarom maant Vergilius aan het eind van zijn vierde Ecloga:

Incipe, parve puer, risu cognoscere matrem - Kind, begin met een lach je moeder te leren herkennen.

Je echte moeder, die herken je met een lach. Er zal wel weer Venus bedoeld zijn, de moeder van Aeneas. En waar we zeker om moeten lachen is die opschepperij van de dichter in de regels hiervoor, die zegt dat zelfs de god Pan zich in een zangwedstrijd gewonnen had gegeven voor het kritische gehoor van Arcadië. Ja, het zal wel.

Yentl en de Boer nieuwe juryleden the Voice of Holland

 

zaterdag 4 november 2023

Wandelen over de grijze golven - Miltos Sachtouris

Soms helpt het om een gedicht van buiten te leren. Waarvoor dat helpt weet ik ook niet zo goed, maar het helpt hoe dan ook om je geheugen te trainen. Daarnaast denk ik ook dat ik op die manier dichter bij dat gedicht kom, het wordt iets met stem. En stiekem, heel stiekem, denk ik dat het gedicht me helpt om de wereld te prijzen. Want dat was altijd de belangrijkste functie van het gedicht, het was een prijzing, wellicht zelfs de prijzing par excellence, de prijzing van iets als excellent.

Nemen we bijvoorbeeld het gedicht O perípatos van de (Nieuw-)Griekse dichter Miltos Sachtouris (1909-2005). Het is het openingsgedicht van de bundel Ektote ('Sindsdien') uit 1996. Dit boekje kreeg ik van mijn dochter Frederiek en haar Griekse vriend Giorgios Tsiongas, die zelf kunstenaar en dichter is. Dat geeft me het voorrecht dat ik met hen kan praten over gedichten, waardoor het nog meer een levend iets wordt. Het lijkt alsof mijn ziel tot leven komt en ik me bemoedigd voel om mijn wandeling in de Griekse taal voort te zetten.

Laat ik mijn onbeholpen vertaling van dit gedicht O perípatos eens presenteren:

    DE WANDELING

                    in herinnering aan Aris Konstantinidis

    ik was aan het lopen langs de baai

    een zware wolk bedekte de hemel

    golven grijs en huiveringwekkend

    een kracht dwong me tot een draai

    ik begon te wandelen over de golven

    zwarte katten wandelden over de grijze golven

    en mijn ziel was dood.


    Maar ineens scheurde een zon de golven

    de zee werd weer blauw

    tot leven kwam weer mijn ziel

    en ik vervolgde mijn wandeling.


De vraag die ik Giorgos voorlegde tijdens ons wandelingetje door Amsterdam was of je die zwarte katten niet ook een beetje als iets positiefs kunt zien. Hij bevestigde dit na enig nadenken, al ben ik zijn precieze antwoord weer vergeten. (Het had iets te maken met de voorliefde van Sachtouris voor kinderverhalen en kindertaal.) Zwarte katten zijn duidelijk een ongunstig voorteken, dat staat buiten kijf. Maar ze lopen niet elke dag over de golven, en dan verandert het beeld. Het wordt nu bijna iets surrealistisch, een vreemde wending, die overigens ook al aangekondigd was door de regels ervoor. Surrealisme, dacht ik overigens, is wel een grote liefde van Giorgos. Maar waarschijnlijk verwar ik nu surrealisme met dada.

Laat ik voor mezelf spreken. Ik leg nu eenmaal graag verbanden. Allereerst met het verschijnsel poëzie, dat werkt met strofen, letterlijk 'wending'. Je hoeft dus niet te wachten op het 'maar ineens', en kunt elke regel lezen als een wending, of met mijn dichter-vriend Leo Hermens, als een 'zoete versie' (zie mijn blog). Daarnaast denk ik aan dat grijs, waarover ik net een boek heb gelezen van de Duitse filosoof Peter Sloterdijk (zie deze blog). De wereld is niet zwartwit, en zeker al sinds de uitvinding van de fotografie vermengen ze zich voortdurend tot allerlei tinten grijs. We moeten volgens Sloterdijk weer oog krijgen voor het grijs en die tinten. Het is dus iets anders dan zwart, en ook daar zie ik een aanwijzing om de zwarte katten anders te duiden. Ze zijn wel zwart, maar wandelen over de grijze golven.

Het 'maar ineens' van de laatste strofe lijkt het gedicht in tweeën te splijten, waardoor toch een zwartwiteffect ontstaat, zeker met die zon die de grijze wolken splijt. Vergeet ook niet dat het gedicht in geschreven vorm uit zwarte letters bestaat die op een witte achtergrond zijn afgedrukt. Het grijs lijkt dus overwonnen. Toch geeft Sachtouris ook in die laatste strofe allerlei signalen waardoor we dit kunnen nuanceren, en het grijs dus terugkomt. Let alleen al op dat onbepaalde lidwoord bij de zon, 'een zon'. Dat maakt het minder concreet, het is niet de bekende zon, dé zon. De zon is dus misschien ook maar een grijs vermoeden van de dichter, en aan de andere kant: zelfs als vermoeden scheuren de wolken, dit vermoeden scheurt de wolken. Die dus overigens gewoon grijs blijven.

Let ook op die laatste woorden, 'mijn wandeling'. Welke wandeling bedoelt de dichter eigenlijk? Is het de wandeling langs de baai of de wandeling over de golven? 'Mijn wandeling' maakt het gedicht tot een ringcompositie, het begin (titel en eerste woorden) sluit aan bij het eind, het gedicht is nu zelf een wandeling in een rondje zoals de meeste wandelingen eindigen waar ze begonnen.

Toch ben ik ook nog geneigd extra betekenis toe te kennen aan de volgorde van het Grieks, die verschilt van het Nederlands. In mijn vertaling zeg ik 'Ik was aan het lopen', maar het Grieks zegt: βάδιζα, (ik) liep, het ik zit in de persoonsuitgang en volgt dus op het werkwoord. Aan het eind is het juist andersom. Ik zeg 'mijn wandeling', maar het Grieks zegt τόν περίπατό μου, 'de wandeling van mij'. Het klinkt nu meer alsof de dichter door te wandelen is gaan merken dat het zijn eigen wandeling is geworden, hij was zichzelf kwijt en heeft zichzelf door zijn wandeling weer hervonden.

Ik kan het niet laten toch nog even de theoloog uit te hangen. De Grieken zijn in het algemeen iets geloviger dan wij, en hebben met hun Orthodoxie ook een andere voorgeschiedenis. Ze kunnen geloven dat iets tot leven kan komen dat hartstikke dood is. Dood en verrijzenis zijn zowat twee kanten van dezelfde medaille. Zwartwitdenken, zeker, zo kun je het zien, maar daardoor des te opmerkelijker dat Sachtouris hier dat grijs invoert, zijn wandeling over de grijze golven alsof hij Jezus is. En het lijkt of Gods geest weer zoals bij de schepping boven de wateren zweeft, en alles weer van voren af aan begint.

Misschien kun je dus bij de grootste depressievelingen wel de mooiste tekens van hoop halen, omdat die voortkomen uit de beschouwing van wat er is, en de verzoening ermee. Geprezen wordt in het gedicht van Sachtouris uiteraard, ook zonder dat hij wordt aangeroepen, die zon, maar ook alles wat die zon aankondigt, eigenlijk alles.

 Miltos Sachtouris poetry (english translation) | Shades online

zondag 22 oktober 2023

Past lives (Celine Song)

De film Past lives draait om het ongemak dat een vrouw ervaart wanneer een jeugdvriend twaalf jaar later op zoek gaat naar haar. Ze is op haar twaalfde met haar ouders van Zuid-Korea naar New York verhuisd en probeert daar een nieuw bestaan op te bouwen. Het komt haar dus niet zo goed uit dat haar jeugdvriend haar opzoekt, en al evenmin dat ze voor deze jeugdvriend nog steeds sterke gevoelens koestert.

Via de cameravoering zitten wij, de toeschouwers, ook nog eens dicht op haar huid, wat het niet simpeler maakt, ook niet voor ons. Wat hadden we meegeleefd met deze kinderen! Wat hopen we dat ze elkaar weer kunnen vinden, of anders een alternatieve bestemming vinden! We worden heen en weer gesmeten, en de camera lokt dit nog eens extra uit door te zwenken tussen de man en de vrouw, en later ook nog eens tussen de Amerikaanse man van de vrouw, en tussen beide mannen.

Het is alweer een flinke tijd geleden dat ik een blog in deze serie plaatste. Ik had argwaan ontwikkeld omdat prijzingen nogal eenzijdig is, een leuke of leerzame prijzing probeert ook de andere kant erbij te noemen. En met prijzingen kom je automatisch te dicht in de buurt van het plakken met stikkertjes, € 4,95 of *****. Dat stond me tegen.

Ik ging me in bochten wringen vanwege dit ongemak. Ik bedacht blogseries als 'Speciaal voor mij' en 'muziek op afstand' om boeken of andere cultuurproducten te overdenken. Nu wordt het tijd om gewoon toe te geven dat ik graag wil prijzen. Ik wil graag uitleggen waarom ik iets goed vind, of iets goeds uit een boek ofzo eruit lichten. En hoe slecht die film ook kan zijn, er kan ook iets goeds aan zitten.

In de film Past lives dus dat ongemak, waarin je als toeschouwer wordt binnengetrokken. Ik ben bijna op pensioenleeftijd en ga steeds beter terugkijken naar mijn leven. Ik train mezelf in een manier van kijken zodat mijn leven achteraf als mooi en zinvol verschijnt. Maar de film Past lives maakt me duidelijk dat het leven van eerdere periodes uit ons leven een eigen leven leidt, dat hoe dan ook contact maakt met het leven van nu.

Ik zie nog steeds elk jaar mijn ex met wie ik tot 1990 heb samengeleefd, en beleef dit als een voorrecht. Het is geen bedreigende situatie. Maar ik kan me door deze omstandigheid makkelijker inleven in het stel of bijna-stel van de film. Via haar Koreaanse jeugdvriend houdt de vrouw contact met haar eigen verleden en haar taal. Ook overigens via haar dromen, wanneer ze volgens haar Amerikaanse man Koreaans praat. Zo vloek ik nog steeds in het Limburgs.

Filosofischer gezegd: de ongerealiseerde mogelijkheden bestaan werkelijk, ze bestaan niet alleen als bedreiging, maar ook als mogelijkheden waarnaar je kunt kijken, niet alleen afstandelijk maar ook met gevoel, met twijfels, verdriet of blijdschap.

Misschien nog sterker: de ongerealiseerde mogelijkheden zullen ons redden, we zien ze in de ergste situaties, zoals in Korea of in Gaza.

Teo Yoo and Greta Lee star in A24's Past Lives one of the mustwatch movies of 2023.

zondag 2 april 2023

Waar gospel me brengt

Gospel. Muzikale reis van kracht en hoop. Tentoonstelling Catharijneconvent Utrecht

De achtergrond van deze blogs is zwart. Het is de vraag hoe deze kleur zich verdraagt met de titel Prijzingen! Kleur is dus een belangrijk element om deze serie voort te zetten. Ik kan er vragen bij opwerpen, en dat doe ik nu eenmaal graag. Zo kan ik nu weer door met de vraag of zwart wel een kleur is, eigenlijk. Enzovoort. Zo schrijf ik meteen ook over mijn ongemak heen. Het genre prijzingen (ode) trok me een tijd lang aan omdat ik recensies niet zag zitten. Waarom iets bekritiseren als je er tegelijk aandacht voor vraagt? Waarom wil je iets aandacht geven als je het die aandacht niet waard vindt? Daarna had ik zin om met deze serie te stoppen. Ik wil graag kritisch blijven nadenken over alles.

Maar beste lezer, niet alles draait om mij. Ik ben niet altijd degene die keuzes maakt en die zich kan neerzetten op de plaats waar je diverse kanten op kunt. Zo kwam ik gisteren bij de expositie over gospel omdat vriendin Manon die had uitgekozen, met filmpjes, info en veel muziek.

Door de exit lopend vroeg Manon of ik wel intellectueel geprikkeld was. Zelf was ze lichtelijk teleurgesteld, waarbij mij en misschien ook haar niet duidelijk was wat we dan hadden verwacht. Wat mij betreft, ik had eigenlijk niet zo veel verwacht. Gospel, dat is gewoon positieve muziek, en je verwacht dan wel ongeveer wat je krijgt: filmpjes, info, veel muziek, en ook iets over Martin Luther King. Ook kun je gerust aan mij overlaten om dingen op te pakken die te denken geven, zoals toen iemand uitlegde dat gospel te maken had met the use of your body. Dat is exact de omschrijving van Aristoteles voor de slaaf, zij het in het Oud-Grieks natuurlijk. Daar kun je behoorlijk wat gedachten aan wijden.

Dan ga ik meestal een heel verhaal tegen Manon ophouden, zij begint dan te glunderen en 'voelt een blog opkomen'. Wat er dan bij me opkomt is gêne. Ik praat toch al te veel, en als ik van die expositie iets begrepen heb, dan is het wel dat in het leven niet alles draait om mij (point taken) en evenmin om het praten. Het gaat inderdaad om het gebruiken van je lichaam. In de expositie werd dat gesymboliseerd door bezoekers moreel te verplichten tot de audiotour. Je mocht wel weigeren, maar dan drong de apparaatbeheerder aan en liep je alsnog met dat ding. Praten wordt dan vanzelf een stuk minder.

Er zijn nu twee punten, of misschien eerder twee vectoren in deze blog. De kleur zwart en het zwijgen, het zwijgen misschien als performance. Ik ben benieuwd of ik deze vectoren kan volgen en waar ze me brengen.

Mijn eerste antwoord zou zijn: zwart was in de expo over gospel het object van prijzing. En wel een zwijgende vorm van prijzing. Er was uitdrukkelijk gekozen voor de gospel van zwarte mensen, een benaming overigens die je zonder voorbehoud mag gebruiken. Bij het N-woord moet je oppassen, de expo gebruikte wel negro, want dat werd in de historische filmpjes ook gewoon gebruikt, onder anderen door Luther King. Ook bij wit moet je oppassen, en blank is gewoon verboden. Terecht overigens, je moet er toch niet aan denken dat zo'n tentoonstelling door de fascisten wordt gekaapt. Dat zwart wordt geprezen, in zijn belichaamde vorm van de zwarte medemens, is ook helemaal oké. De politiek en de moraal is wat mij betreft hier niet in het geding.

Ook moet ik voorzichtig zijn met filosofie. Ik gebruik de term object, terwijl gospel toch de ervaring was dat de zwarte mens zichzelf als subject ontdekte. Ja natuurlijk, dat is ook wat ik bedoel. De zwarte mens die object was van de expo was de mens die zichzelf als subject ontdekte, in omvattende zin, van zijn en haar leven, zijn haar godsdienst en zijn haar politiek. Manon wees erop dat de gospel ook aanstekelijk was. We gingen vanzelf meedeinen en je had even geen zin om intellectueel te zeuren. Het kijkende subject raakt door de gospel gedesubjectiveerd onder invloed van dat zwarte (subjectiverende en desubjectiverende) object.

Mijn tweede antwoord ligt in het verlengde van mijn eerste. Door te kijken naar de zwarte gospel gaan we mee met de prijzing. De moraal, politiek en godsdienst hebben in onze tijd veel van hun kracht verloren. De filosofie is al helemaal niet bedoeld voor prijzing, eerder voor kritiek, dus daar hebben we hier ook weinig aan. Willen we ons kunnen overgeven aan prijzing, dan zou de gospel zelf kunnen volstaan. Maar die is voor ons zozeer verbonden met moraal, politiek en godsdienst, dat we een neutraler medium nodig hebben. We moeten kunnen rondwandelen in een voor ons vertrouwde omgeving, een museum, met zalen en schermen, schermen die ons tot op zekere hoogte afschermen tegen de morele, politieke en religieuze complicaties van de prijzing.

Je kunt het wellicht een beetje vergelijken met Bach. Die was enorm gelovig, maar je hoeft niet gelovig te zijn om Bach mooi te vinden. Het is ook heel normaal geworden om Bach uit de kerk te halen en contact met zijn muziek te maken via onze oortjes.

Mijn derde en voorlopig laatste antwoord is dat ik blijkbaar toegang zocht tot de prijzing. Iets in mij wil prijzen, en zoekt daarvoor zijn weg. De kleur zwart, en of dat wel een kleur is doet er misschien niet eens zoveel toe, het zwart is kennelijk een geschikt medium om me tot prijzing te brengen. Ik kan nu vermoeden dat ik nog wel een tijdje doorga met deze serie.

Mahalia Jackson - Wikipedia

zaterdag 9 april 2022

Maar nu even niet - Ype de Boer over de engelen van Agamben

Agamben is mijn held, heb ik vaker gezegd. Zo gezegd lijkt het of Agamben mijn eigendom is, en daarmee beland ik in tegenspraak met zijn ambitie om de eigendom buiten werking te stellen. Daarom is het fijn als ik Agamben met anderen kan delen, dat we 'gebruik maken van zijn lichaam', waarmee we zijn gedroomde alternatief zouden toepassen op onze verhouding tot hem.

Daarom was het voor mij een eyeopener toen Agamben-kenner Ype de Boer gisteren voor een klein publiek de beroemde filosoof neerzette als een held. Agamben heeft heldendaden verricht. Ype is daarvan persoonlijk getuige geweest. In 2013 had Ype met anderen Agamben naar Nederland weten te halen. Na afloop van de lezing zou er samen worden gegeten. Maar daar was niet voorzien dat studenten ook mee mochten, onder wie dus Ype. Dat vond Agamben maar raar. Hij ging meteen zelf bij de organisatoren pleiten voor de studenten maar kreeg nul op het rekest.

We stuiten hier voor een beetje Agamben-lezer op enkele thema's die we in zijn werk tegenkomen. Zo heeft Agamben het over de kwestie wie de ware getuige is, naar aanleiding van Auschwitz en de muzelmannen. Hier zouden we Ype als zodanig kunnen zien. Hij was er zelf bij, en de studenten werden ook zelf geweerd uit de gemeenschap. Daarmee leggen ze het fundament voor een 'toekomstige gemeenschap', zou ik durven zeggen, een ethiek 'demonstrata de more Auschwitz', met oog uiteraard voor het verschil in intensiteit, maar ook voor de paradigmatische betekenis van Auschwitz voor de ethiek en toekomstige politiek.

Ype wees zelf op het verband met een ander thema van Agamben, de engel. Ambtenaren zijn voorgetekend in de scholastieke angelologie. Waar wij engelen veelal zien als prijzers van God of brengers van boodschappen, moeten we niet vergeten dat ze ook bemiddelen tussen Gods plan met de wereld en onze vrijheid. Engelen zijn in staat om dat plan zo ten uitvoer te brengen dat wij kunnen blijven denken dat we vrij zijn. Ze brengen op die manier bovendien de Griekse structuur van de oikonomia via de christelijke gedachte van de dispositio naar de moderne apparaten, waarvan Foucaults panopticum voor ons filosofen de bekendste is.

Boeiend aan de lezing van Ype was dat hij de engel juist in een positievere gestalte demonstreerde, en wel in de versie van Dürer's beroemde gravure Melencolia 1. De engel zit werkeloos tussen zijn instrumenten, zijn kin onderstuttend met zijn hand alsof hij Rodin's denker is, of de haas die altijd bij Neude stond. Maar de engel is depressief, hij onderbreekt het voortdenderen van de handel en wandel en grijpt met zijn gebaar vooruit op een wereld die niet wordt gedomineerd door werken maar door leven.

Hoe verhouden zich nu de positieve en de negatieve engel? En krijgen we weer een beetje zicht op de inzet van deze blogserie die ik alweer zo lang had verwaarloosd, namelijk het prijzen als bevel of oproep door zelf het goede voorbeeld te geven? Het lijkt me niet al te moeilijk de positieve Dürer-engel te prijzen. Zeker, het gaat om een paradoxale vorm van prijzen. De engel is immers afgedaald uit de hemel waar hij waarschijnlijk hallelujah stond te zingen, waarschijnlijk had hij een opdracht meegekregen, maar er is iets wat nog belangrijker is, namelijk het stilleggen van de politieke economie, zodat er weer ruimte komt voor de toekomstige politiek, gebaseerd op het liefhebben van quodlibet, de dingen en mensen zoals ze zijn.

Moeilijker is het om de engel te prijzen in zijn negatieve gedaante, de organisatoren van lezingen die studenten weren. Zeker, we kunnen hen zien als donkere achtergrond waartegen de heldendaad van Agamben des te lichter afsteekt. Ook kunnen we natuurlijk zelf de gestalte van de positieve engel aannemen, en aporetisch nederzinken met de hand onder onze kin. Met een beetje creativiteit kun je ver komen. Overigens, dit thema had ik nog vergeten te noemen, maar creativiteit is ook alweer zoiets waarover Agamben iets te melden heeft, naar aanleiding van het beroemde verhaal van Melville over de klerk Bartleby. Agamben sluit zich aan bij Deleuze, die suggereert dat je op een bevel op verschillende manieren kunt reageren. Je kunt zoals Bartleby zeggen 'I would prefer not to'. Dat is een formule waarmee zijn baas zich geen raad weet, want het zweeft ergens tussen dienstbaarheid met een omweg (zoals Maria reageerde bij de annunciatie) en werkweigering. Een creatieve formule dus, waarbij je taakgerichtheid en vrijheid kunt combineren.

Misschien is er nog een andere opening denkbaar tot de prijzing van de negatieve engel. Ik moet denken aan René ten Bos, die ons in zijn boek over bureaucratie eraan herinnert dat we allemaal zelf ook bureaucraat zijn. Daarmee verplaatst René het probleem. Het probleem is nu niet meer hoe we ons moeten verhouden tot de negatieve bureaucraat die ons niet toelaat tot het etentje met onze held, maar hoe we ons moeten verhouden tot de bureaucraat in onszelf. Daarmee lijkt overigens voor René de heldenrol van Agamben uitgespeeld. Hij lijkt hem vooral te zien als een denker van het innerlijk, en als je hierover consequent doordenkt kom je vroeg of laat uit bij de zelfmoord. Dan maar niet meer consequent zijn, zegt de overlever in René en overigens ook in mij.

Misschien kom ik langs deze weg alsnog tot een prijzing van de negatieve engel waarbij ik voor mezelf ook een verrassend aspect van de lezing van Ype de Boer kan blootleggen. Als wij zelf ook bureaucraten zijn (en dat geldt in elk geval voor mij, leraar op een openbare school), dan kun je dit ook zien als een privilege. Op deze gedachte zou ik zelf niet zo gauw zijn gekomen, maar Ype wees op de samenhang tussen Agambens heldendaden en zijn geprivilegieerde positie. Agamben kon als jongeman makkelijk in contact komen met illustere geesten als Stravinsky, Pasolini en Heidegger. Dat Agamben Kissinger voor schut kon zetten was alleen mogelijk doordat hij mocht meedoen aan een dure cursus aan Harvard.

En daar zaten we gisteren dan, het bescheiden publiek in het Cervantes-instituut met uitzicht op het Domplein in Utrecht. Ik was dubbel geprivilegieerd omdat organisator Heleen mij en Inez had verschoond van de kosten voor deelname. Na afloop kwam er nog iets bij, toen we gingen borrelen bij horeca De rechtbank. Lekkere hapjes en drankjes stonden voor onze neus. Ik riep voor de grap naar Ype 'Povertà, Ype, dit is nu de Franciscaanse armoede van Agamben!' 'Ja', riep Ype vrolijk terug, 'maar nu even niet!'

Armoede kunnen we zien als iets wat je kunt onderbreken, zou je concluderen als je consequent zou zijn. Je kunt de wetten buiten werking stellen door in opstand te komen tegen de burgerij. De burgerij kan zelf in de uitzonderingstoestand de wetten buiten werking stellen om de rebellen te bestrijden. Maar als de uitzonderingstoestand (dankzij de positieve engel) de normale toestand wordt, als de wetteloosheid de wet wordt, dan zijn onze privileges de onderbreking van deze normale toestand. Zo begrijpen we hoe je 'arm' kunt zijn in Nederland anno 2022. We kunnen Agamben prijzen als de positieve engel. Maar we kunnen na afloop van zijn lezing niet met hem gaan eten. Dat moge zo zijn, maar we kunnen wel borrelen met Ype de Boer.

Giorgio Agamben painted portrait _DDC0762 | Je profite de ce… | Flickr


dinsdag 9 november 2021

Schrijven over film - Inglourious basterds

Als je over Tarantino schrijft, kan dat alleen maar afdoen aan de grandioze effecten van zijn films. Niemand zit te wachten op een verheldering van de motieven. Filmkritiek neemt daarmee automatisch de functie op zich van beheerder van de toegang. Je lokt mensen naar binnen of je adviseert hen juist om weg te blijven.

In de film Inglourious basterds zelf zou je Shosanna kunnen zien als die beheerder. Ze beheert in de oorlog een bioscoop in Parijs. Daarmee verandert dan misschien impliciet ook de functie van iemand die schrijft of denkt over de film, in dit geval ik. Laten we voor het gemak zeggen: ik ben Shosanna.

Extra pikant is dat de film in 2009 is uitgebracht door Universal Pictures en The Weinstein Company. Dat onderstreept de betekenis van de vrouw die ten prooi valt aan de jager maar het daar niet bij laat zitten. Een andere onderstreping van die macht, althans in de fantasie die Tarantino ons voorschotelt, is dat hij het werk aan zijn film in 2002 onderbrak en tussendoor zijn twee Kill Bill-films maakte. Ook een vrouw die huishoudt. Er loopt dus een lijn, die je de Electra-lijn zou kunnen noemen, van Inglourious basterds naar Kill Bill en weer terug, en misschien ook nog naar Once upon a time in Hollywood. Electra schakelde haar broer Orestes in om de wraak op hun overspelige moeder te voltrekken, en als je dat zo ziet, dan is Once upon a time een grensgeval, omdat Sharon Tate haar buren niet inschakelt, maar wel in onwetendheid van hun diensten profijt heeft, omdat ze de Manson-vriendjes uitschakelen.

Een schrijver zal het nooit helemaal rondkrijgen, net als Shosanna het rondkrijgt. Op de eerste plaats kan ze de hele nazileiding uitschakelen, maar haar vermoorde familie krijgt ze er niet mee terug. Daarnaast wordt ze zelf ontmaskerd door SS-officier Landa, die haar doodt en vervolgens ook nog zijn exit weet te regelen met de geallieerden. Dat de wraak toch nog doorgang vindt, is te danken aan drie hulpkrachten. Ten eerste is het mechaniek al in gang gezet, en op het moment suprême verschijnt Shosanna voor het nazipubliek in beeld terwijl ze dan al dood is. Ten tweede wordt ze geholpen door filmmedewerker Marcel, haar Afro-Franse minnaar. Die kun je dus gerust als haar Orestes zien. Ten derde loopt haar moordenaar Landa uiteindelijk dankzij 'Apache' Aldo Raine tegen de lamp.

De schrijver, ikzelf in dit geval, zit in een veel comfortabelere positie, maar zou mijn meerwaarde kunnen gebruiken door te wijzen op het belang van het niet rond kunnen krijgen van dingen. Daarmee volg ik trouw filosoof Giorgio Agamben, die meermaals heeft betoogd dat kunstwerken ontstaan door een spel te spelen met 'het vermogen om iets niet te doen'. Dat is een weerstand van binnenuit, en niet van buitenaf. Dat lijkt moeilijk te rijmen met twee zaken die bij Tarantino een rol spelen. De films van Tarantino zijn vooral spektakel, het gaat alleen om de buitenkant. Uiteindeijk verwijst de film nergens naar, we hebben ons alleen even geamuseerd, we hebben even gelachen. Daarnaast is de wraak ook een triomf van de moraal over het kwaad, gesymboliseerd door de nazi's. De weerstand wordt dus dubbel geprojecteerd, op het doek en op de kwade machten van de geschiedenis.

Toch zegt Agamben dat er in de film een opvoedende waarde zit, doordat hij ons kan terugleiden van de zenuwtic naar het gebaar. In het centrum van de film lijkt de zenuwtic te staan. Iedereen, inclusief de toeschouwers, reageren automatisch op de beelden zonder dat er enig verband ertussen bestaat. Alles valt uiteen in segmenten en gezichtspunten, en die gezichtspunten in directe reacties. Met Walter Benjamin kun je zeggen dat met de technische reproduceerbaarheid ook de 'aura' is verdwenen, de ervaring van verte. Alles komt dichtbij, en we worden door de beelden opgeslorpt zoals een bij door zijn bloem.

We kunnen bij het gebaar komen via de weerstand van binnenuit. Die is minder direct zichtbaar, en soms zie je die alleen als je er wat extra aandacht aan geeft. Dat zou dus de functie van de schrijver kunnen zijn. Los daarvan symboliseert de schrijver al die weerstand doordat hij minder aantrekkelijk dan de film is en vooral ook trager. Er zijn maar een paar mensen die hem lezen, en we kunnen rustig zeggen dat het met name de ongelezen schrijver is die de weerstand van binnenuit het meest symboliseert. De schrijver onderscheidt zich daarin alsnog ook van de criticus die meer lijkt op Shosanna die het publiek verleidt om de film te bezoeken, om er vervolgens te worden beloond of te worden afgemaakt, maar hoe dan ook als toeschouwer.

Het gebaar van de film zit misschien nog het meest in wat onzichtbaar is. Zoals Janet Harbord uitlegt, is de film beweging niet alleen vanwege de beelden, maar meer nog door het zwart tussen de beelden, het 'interval'. We zouden ook kunnen zeggen dat het zwart in dit geval de materie is, de materie die we volgens Agamben moeten zien als de eis om te bestaan. In de film wordt die materie gesymboliseerd door de enorme stapel nitraatfilms die Marcel achter het scherm had verstopt en die hij op het uur u met een sigaret in vlammen zet. Je zou dus kunnen zeggen dat de film niet alleen is wat je ziet maar ook de film achter de film, de film die jou niet ongeschonden naar buiten laat gaan.

We hebben niet door hoe we geraakt zijn. We hebben immers niet zoals Shosanna direct belang bij terugkijken. Zij heeft de moord op haar familie overleefd en moet met dat gegeven iets doen. Agamben in zijn Auschwitz-boek behandelt dat aspect onder de naam 'getuigenis'. Getuige is niet de derde partij die het oordeel uitspreekt (testis) maar de overlever die zich schaamt omdat ze niet tenonder is gegaan (superstes). Laten we niet vergeten dat ze tot overlever is gemaakt door SS'er Landa die haar had kunnen doodschieten toen ze wegrende.

Goed, Shosanna heeft dus alle belang bij terugkijken. Maar wij? Ik? Waarom zou ik? Ik heb er geen reden toe, behalve misschien dat ik zelf op een minder spectaculaire manier, maar toch, slachtoffer ben van het spektakel. In mijn blogserie kwam ik erachter dat ik mezelf altijd zag als iemand die ooit de beslissing nam om vanwege morele redenen te stoppen met muziek, en over te stappen op de studie theologie. Ik was dus een soort filmheld. Later zag ik dat ik die held nooit geworden ben, en onder het mom van theologie gewoon ben doorgegaan met muziek, of 'muziek', zoals het schrijven van deze blogs.

Shosanna en ik hebben er alle belang bij om te verbergen wie we zijn. We zijn nu eens bedienden, dan weer beheerders, nu eens spreken we Frans, dan weer Duits. Nu eens zijn we gewurgd, dan weer doodgeschoten. Nu eens zijn we geliefde, dan weer vijand. Kortom, we houden ons in beweging. Dat is het gebaar. Als beweging herinnert de film aan het gebaar, en hebben we nog de mogelijkheid om de filmzaal ongeschonden te verlaten.


maandag 3 juni 2019

Rob van Essen met de Grote Vier

Rob van Essen, Winter in Amerika

Zo'n schrijver die de felbegeerde Librisprijs heeft gewonnen, daar kom je gewoon niet onderuit. Al lezend moest ik al gauw erkennen dat deze man echt wel voor zichzelf kan opkomen. Hij heeft interessante gedachten, maar kan ook goed een verhaal vertellen dat je van begin tot eind blijft boeien. Niet in de laatste plaats door al die verrassende wendingen. Kortom hulde Rob van Essen!

Maar dat eenmaal gezegd zijnde, moet je constateren dat een schrijver toch ook zijn lezers nodig heeft. En om die lezer te bereiken heb je een uitgever nodig en als je zo doorredeneert zelfs een hele cultuur. En zo springen er dan jongeren tegen kussens aan waarmee ze boeken omhoog laten springen, en wie een boek vangt krijgt het cadeau. Ofzo. Heel precies kan ik het me ook niet navertellen. Er is iets met ons gaande, met ons, die leescultuur en die schrijvers.

Heel misschien, heel misschien vangen we nog wat leven wanneer we ons oor te luisteren leggen bij de dementerende of stervende schrijver. Hij heet Winter, voornaam Benjamin, en maakte ooit deel uit van de Grote Vier. Niet van onze tijd. Maar wel oer- en oerheilig. Die heiligheid moest wel worden bespeeld, belachen. Maar ook dat hebben we allang achter de rug. Ik zie Giphart nog voor me, zittend op de wc à la Theo Maassen na terugkomst uit het Leiden van Jeroen Brouwers weer een illusie armer en tegelijk erg opgelucht.

We zitten dus al geruime tijd in een universum waarin de kaders er nog staan maar waaruit de schrijver zich heeft teruggetrokken. Noem het een tegenbeweging tegen de tendens dat het Werk steeds meer werd opgehangen aan de Genius, de man met de Pijp of de Fratsen. Met Van Essen kun je meeglijden, van de ene verwikkeling in de andere, begeleid door gedachten die niets anders willen dan ruimte geven, ruimte voor mogelijkheden.

Ik kan dat Amerika in de titel toch niet anders lezen dan als een Going West, het zoeken van die ruimte, waarbij we steeds verder wegrijden van die grote monumenten. Zie het als voorbereiding op een wereld waarin ook die literaire cultuur weg is en we toch weer doorgaan met verhalen of waarin de gebeurtenissen maar blijven doorgaan.

Die ruimte wordt in toenemende mate geleid door vrouwen. De vrouwen schrijven en lezen. Ze legden altijd al de verbindingen tussen de schrijvers en de wereld. Nu delen ze ook de klappen uit. Megan, gekleed in rok en vest, parodieert de fight club en geeft ons iets mee van een buitenbewustzijnlijke ontstijging. Misschien was het al gaande met Euripides, of nog eerder, met Sappho of Homerus. Maar het dringt nu pas tot ons door. Winter versterft, en het is helemaal aan Katja of we nog over zijn memoires zullen beschikken.

De voornaam Benjamin associeer ik met die andere film van Fincher, The Curious Case of Benjamin Button, en dan blijkt het verouderingsproces in feite een verjongingsproces. Die Grote Vier zijn in handen van de man die ze belachelijk hadden gemaakt, de Benjamin. En juist die Benjamin overleeft hen, en voltrekt de overgang naar het tijdperk waarin de Nederlandse literatuur niet langer meer heilig is. Er lopen dokters rond en schoonmaaksters die toezien op de gezondheid van de schrijver. En als hij nog een beetje geluk heeft kan hij net zien hoe het schrijversschap ten onder gaat.

God zegene de greep, laten we de sprong wagen.

Afbeeldingsresultaat voor schrijver sterfbed