Hoe het ook zij, ik moet het boek van Wiesel echt bespreken bij deze blogserie Prijzingen!, het gaat om célébrations die vertaald zijn als 'eerbetoon', wat mij iets te vroom klinkt. De verhalen over de legendarische rabbi's uit de eerste eeuwen van onze jaartelling zijn lang niet allemaal vroom. Wiesel vindt het belangrijk hun menselijke feilbaarheid te benadrukken, zodat we ons met hen kunnen blijven identificeren, tot op zekere hoogte natuurlijk. Bij celebratie denk ik eerder dan bij eerbetoon aan liturgie, maar toch ook aan een feestelijke stemming, de stemming die hoort bij sjabbat, de wekelijkse feestdag der Joden.
Toch rezen bij mij voortdurend stekels tijdens het lezen. Waarom moet die Talmoed met zijn helden zo worden geprezen, waarom is het allemaal zo geweldig wat daar is geschreven? Wiesel lijkt wel een advocaat die reageert op een aanklacht. Het model is zo'n beetje dat we vooral niet moeten denken dat..., en daarmee bevestigt hij toch ook dat we dat kennelijk hebben gedacht.
Maar goed, als je verliefd bent, dan geloof je in het object van je aanbidding, zo kun je het ook zien. Je gelooft in haar uniciteit en bent bereid de contrasten met de andere tradities te overdrijven. De Grieken geloven in hoogmoed, de Joden niet, aldus Wiesel, daarmee voor het gemak heenstappend over zowat alle mythes en tragedies waarin de hoogmoed keihard wordt afgestraft. Het zij Wiesel vergeven, vanwege zijn liefde, en het enthousiasme dat ervan afstraalt.
In een passage viel me nog een ander motief op dat bij de Grieken wel opduikt, de smet of besmetting, het miasma. We herinneren ons dat Oidipous koning werd om de smet te onderzoeken en weg te werken, maar dat hij er steeds meer tot zijn hals in verstrikt bleek, bij Sofokles. De Grieken smullen van zoiets, en hebben tegelijk ook medelijden.
Heel anders de Talmoed. Kijken we bijvoorbeeld naar Rabbi Chanina. Hij was een meester van het gebed, het gebed met effect en het gebed dat leidt tot actie. Maar er is een kwellende vraag: waarom heeft Rabbi Chanina nooit gebeden voor Jeruzalem, met name voor de duizenden Joden die tenonder zijn gegaan bij de verwoesting van de tempel door de Romeinen? Wiesel gaat geduldig alle opties na, maar komt uit bij de volgende:
Het is ondenkbaar dat een man zoals hij, voor wie gebed en actie samenvielen, zich niet alle inspanningen heeft getroost en niet alle mogelijkheden heeft uitgeput om de joodse kinderen te beschermen tegen de inval van de Romeinse legioenen. Maar... het lukte hem niet. Deze keer werden zijn gebeden niet verhoord, werd zijn pleidooi niet ontvangen. Toen trok hij zich terug in zwijgen. En als we vanuit de Talmoed niets horen van zijn pogingen, is dat om geen smet te werpen op zijn herinnering, om hen niet te ontmoedigen die later, naar zijn voorbeeld, zouden proberen hun tijdgenoten te beschermen door het gebed. (p.78)Het gaat dus om een zodanige herinnering dat de weg tot actie niet wordt afgesloten, de actie van het gebed en het gebed dat leidt tot actie.
Toch is de Talmoed noch gebed, noch actie. Talmoed betekent 'uitwisseling'. De betekenis van Talmoed is volgens Wiesel eerbied voor de ander, maar ook dialoog met de levenden en degenen die geleefd hebben. Natuurlijk denk ik aan het dialogische volgens Buber en de ongenadige kritiek daarop door Levinas, die vanuit de asymmetrie denkt. Maar ook aan Derrida, die zo vaak de 'onderhandeling' naar voren schuift, de onderhandeling over het ononderhandelbare. Mijn titel 'prijzing' schuift met al deze betekenissen mee, van de spiritualiteit en liturgie naar de economie.
Bij Wiesel overheerst - ondanks zijn juridische, defensieve geste - de liturgische toon, het vertellend herdenken van de grootsheid die zich verraadt in legendes, paradoxen, verrassingen, open eindes. Het lijkt of daarmee de dood even wordt weggeduwd. 'Studeren is zich tegen de dood verzetten'. 'En tegen wat nog veel erger is dan de dood: de vergetelheid.'
Het leren behoort vanuit het zicht van deze doodsstrijd tot het verleden. Je wil herhalen wat je hebt geleerd, ooit, omdat je er geen genoeg van kunt krijgen, in liefde.
Mijn irritatie moet te maken hebben met deze plaatsing van het leren in het verleden en in de lezer. De schrijver is een leraar, geen denker. Hij vertelt om te onderwijzen en de lezer in zijn ban te houden. Dat lukt net iets te weinig bij een boek. De lezer heeft net iets te veel tijd om zich af en toe achter zijn oren te krabben. Wellicht heeft hij een tekort aan liefde en moet hij nog meer geholpen worden, in uitwisseling, respect en onderhandeling.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten