Glas is het materiaal van ramen. Die heb ik afgelopen weekend lopen wassen. Dat was een heel werk. Vandaag zag ik een glazenwasser met een tuinslang aan zijn borstel en ook zo'n lange telescoopstang waar bovenop die borstel flink zijn water spoot, over het glas. Het gemeentehuis in Tiel kan er weer even tegen.
Het mooie van glas is dat het je alles geeft. Zonlicht, maar ook, zoals Walter Benjamin ons vertelt in zijn Passagenwerk, juist doordat ze in Parijs 1860 de techniek nog niet volledig beheersten, lichtdemping, zodat je ook nog tegen de harde buitenwereld beschermd wordt. Sloterdijk heeft precies met dat idee zijn voordeel kunnen doen. Crystal palace is het model van alle shopping malls waar we beschermd tegen de elementen kunnen leven, kopen en jagen.
Benjamin is in iets anders geïnteresseerd, denk ik. Zijn prijzing van glas heeft te maken met de droom waarin we graag wegglijden, tot en met de jugendstil, wetende dat we er ook weer uit zullen ontwaken. Dat moment stellen we graag uit.
Het wonderlijke van de zaak is dat we zo gewend zijn geraakt aan het glas, dat we het niet eens meer zien. Onze wereld is een en al passage, in Benjamins geval van dromen naar ontwaken, maar het ontwaken had bij Plato al alle schijn van het harde licht waaraan de meegesleurde grotbewoner moest wennen, het licht gaf de waarheid.
Daar kwamen nog enkele filosofische eigenschappen bij. Glas gaf ons behalve licht en bescherming ook nog de onzichtbaarheid. Denk aan het panopticon van Jeremy Bentham, de centrale gevangenistoren van waaruit de al dan niet virtuele bewaker zicht heeft op de gevangenen, waardoor ze het wel uit hun hoofd zullen laten om rare dingen te doen. Ook nu nog fungeren glazen wanden in scholen bijvoorbeeld als manier om leerlingen te disciplineren. Ze worden gezien, en dat wilden ze toch? Leerlingen willen graag worden gezien, en dat worden ze, door het licht en de zichtlijnen en de surveillanten, al dan niet verinnerlijkt.
Denk vooral ook aan Wittgensteins vliegenglas, de vlieg die maar tegen het glas van de taal blijft botsen omdat hij niet ziet dat het er is. De filosofie kan je vertellen dat het er is, en dan kun je een weg naar buiten zoeken. Maar ook dan is het zaak om te botsen, het botsen brengt je op het idee dat je weg kunt.
Er komt misschien nog een Limburgse kant bij. Ik kom uit Heerlen, waar het Glaspaleis voor warenhuis Schunck door de Heerlense architect Frits Peutz in 1933 is ontworpen. Schunck is nu een multidisciplinaire instelling. Ben je er, dan heb je geen last van buitengewone ambities van een grootse held die je wil intimideren. Je gaat hangen in de fauteuils, je kijkt over de Bongerd, je gaat lekker aan je laptop zitten tikken, pakt even wat koffie of een rondje kunst in de kelder. Ze hebben een bibliotheek met heuse boeken. Glas kan kortom ook een gevoel van geborgenheid en gezelligheid geven.
Maar binnen is er nooit meer dan een plukje mensen. Ik houd dus ook mijn hart vast voor de toekomstige gebouwen waarop de ontwerpers zo trots zijn, hun aantrekkelijke en transparante gebouwen. De jongeren duiken weg in de biertenten ernaast, het volk onder de luifels van de markt. Mijn oude vader kijkt er niet eens meer naar, naar dat glaspaleis, met al die miljoenen en die geheimen die daar aantrekkelijk liggen te wezen.
Dat geeft mij weer hoop dat er al veel vliegen uit het glas zijn gevlogen, de wereld in.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten