maandag 30 december 2013

Brijs - Post voor mevrouw Bromley

Een held is gewoon een held. Er zijn momenten in de geschiedenis waarin mensen een held kunnen worden zonder nog iets te hebben gedaan, in de verwachting dat ze er niets voor hoeven te doen. Tegenwoordig benadert BN'er dit fenomeen, of kinderen op school die worden geprezen omdat het zo fijn is hen te prijzen.

Brijs hoeft weinig anders te doen dan zo'n moment te schilderen, in zijn geval het klimaat in Londen aan het begin van de Eerste Wereldoorlog. De jongemannen stonden in de rij om te mogen meevechten tegen Duitsland. Wie niet wilde meevechten kreeg door groepjes vrouwen een witte veer opgestoken, het waren lafaards.

Met het uitbreken van de oorlog wordt ook de prijzing lastiger. Eerst is er de post voor de nabestaanden. Nog niet makkelijk om die te bezorgen. Dan is er het omgaan met je gebrek aan lef om die post te bezorgen. Dat overkomt de hoofdpersoon. Hij komt door toeval op een positie waar hij verantwoordelijk is voor de post en krijgt zelfs de macht over de brieven.

Hier komen we op het metaforische en zelfverwijzende niveau van de roman zelf. De roman is zelf post van een schrijver aan ons. De schrijver heeft macht over de taal en macht over ons. Maar het is niet makkelijk om ons in betovering te houden. De positie van de schrijver wijkt van ons weg. We weten niet meer zo goed wat een held is. Het is zelfs te moeilijk om de leugen te bezorgen, zoals 'Hij is gestorven als een held'.

Misschien verklaart dat het documentaire, prozaïsche karakter van deze roman. Als we het te moeilijk vinden om de leugen te bezorgen vertellen we zoiets als de waarheid, iets dat er uitziet als een beschrijving van de realiteit. Dat is ook een manier van prijzen, een soort nulgraad.

zondag 22 december 2013

Lewinsky - Zehnundeine Nacht

Het leven wordt geprezen omdat er op het eind altijd een rechtvaardige afrekening plaatsvindt.

De traditie van Duizend-en-een-nacht wil dat het einde wordt uitgesteld. Daartoe vertelt de prinses steeds haar verhalen. De prinses van Tien-en-een-nacht is een oudere prostituee die door een vervelende vent, de 'koning', wordt betaald voor haar verhalen. Hoe meer verhalen, hoe meer beloning.


Nog een wet: het verhaal is werkelijker dan de werkelijkheid. Daartoe zet Lewinsky de correspondentie van vertelling en raamvertelling in. Het is daarom allerminst uitgesloten dat de lezer in het verhaal de prijzing van zijn eigen leven vindt. Want net als de koning worden we bediend door een verteller die onze verlangens respecteert en er een draai aan geeft zoals het leven zelf een draai aan onze verlangens geeft.


woensdag 18 december 2013

Roth in aanbidding - Exit geest

Het is wat met die oude mannen die hun jonge vrouwen aanbidden. Ze moeten er al schrijvend wat van maken, want het werkelijke leven heeft hun niet meer genoeg te bieden. Alles is moeilijk geworden. Dus moet de oplossing worden gezocht in heel kleine dingen, dingen die er niet zijn, bijna niet zijn of niet zijn geweest.

Zo ontstaan er correspondenties tussen het ogenblik, de mislukte onderneming, de grens tussen fictie en realiteit, het spook.

Anders dan Walser duikt Roth niet in de filosofie en lijkt hij ons met zijn neus te willen drukken op literatuur. Literatuur heeft niets te maken met kritici die verhelderende waarheden zoeken in biografische gegevens. Maar literatuur kan ook de conflicten niet uit de weg gaan die hier worden uitgespeeld tussen het niet meer en het nog niet. Roth's alter ego Zuckerman beweegt zich gemakkelijk op het terrein van het niet meer, maar kan zich niet verschansen tegen het nog niet, zoals hij dat ziet belichaamd in de mensen met hun mobieltjes en de overwinning van Bush.

Om zijn roman te kunnen schrijven waarin de geesten worden opgeroepen en bezworen moet Zuckerman zich kunnen afzonderen. Maar zijn angsten en verlangens blijven eveneens opspelen, zodat hij zijn vrienden en vijanden wel moet opzoeken. Die strijd kan hij vanuit de positie van het 'niet meer' alleen maar verliezen. Er is maar een vluchtweg, en dat is de aankondiging van de vlucht, waarmee Zuckerman uiteindelijk zijn eigen exit organiseert.

Wat verheldert uiteindelijk de prijzing over deze zelfredding? Ligt in Zuckerman's aanbidding van Jamie een sleutel tot de prijzing van deze roman?

Die sleutel ligt misschien in de anticipatie op het afnemend geheugen. Jamie heeft geen zin in de oude Zuckerman, en is tevreden met haar man. Zuckerman zal dus sterven zonder zijn zin te krijgen en weet dat maar al te goed. Maar hij kan al dromen dat zijn geheugen zal afnemen en dan zal hij de hij-zijdialoog van hemzelf met Jamie kunnen schrijven. Althans, dat zegt hij in zijn roman. Waarmee we dus niet alsnog in de psychologie zijn beland. De roman kan een prijzing zijn wanneer alle buitenkrachten als binnenpersonages worden gerepresenteerd. Zo kan de schrijver ons voor een ogenblik betoveren met behoud van het kritische bewustzijn:

"En op een dag zou ook ik (...) sterven, maar niet voordat ik aan mijn bureau bij het raam was gaan zitten en in het grijze licht van een novemberochtend, uitkijkend over een besneeuwde weg op het stille, door windvlagen gerimpelde water van het moeras dat al dichtvroor aan de rand van het knekelveld van pluimloos riet, vanuit dat veilige toevluchtsoord, met New York en zijn bewoners sinds lang uit het zicht - en voordat mijn afnemend geheugen het helemaal af liet weten - de slotscène van Hij en zij had geschreven:" ... (273)



zondag 15 december 2013

Moravia's passie voor lezen

Schuilt werkelijk in elke komische situatie iets tragisch? Kan zijn, maar dat wordt al minder wanneer je kunt gaan rekenen, wanneer de prijs van iets bekend is.

Zo verliest de ik-figuur in Moravia's verhaal 'Een passie voor lezen' zijn passie voor lezen wanneer hij door een man wordt betaald om op zijn huis te passen. De man gaat op reis en de ik-figuur leest een detective. Ineens ziet hij een dode vrouw met open ogen in de tuin liggen. Hij schrikt zich een hoedje. Later blijkt het een etalagepop te zijn die daar ligt.

De ik-figuur is teleurgesteld. Hij ziet de prijs voor zijn moed - een dode vrouw te zien, midden in een echte misdaad zitten - aan zijn neus voorbijgaan. Erger nog, hij is ook zijn passie voor lezen kwijt.

En toch, je kunt de prijs ook anders opvatten. Eerder in het verhaal al beschrijft de ik-figuur dat hij tijdens het oppassen een Amerikaanse detective aan het lezen is. Hij is ongeduldig en bladert al snel door naar het eind van het verhaal. De dader blijkt zoals hij al verwachtte een nette man te zijn, iemand van wie je niet verwacht dat hij de moord heeft gepleegd.

Dan al is de ik-figuur zijn passie voor lezen kwijt.

Wat is nu die prijs, hoe kunnen we een verhaal prijzen waarin het verhaal zelf de inzet van een teleurstelling is? Moet je daarvoor het verhaal lezen, of kun je het ongelezen laten, temeer daar ik in deze blog de clou al heb verraden?

Is een prijzing niet gewoon een manier om de prijs op te drijven, en wat moeten we dan met een verhaal zoals dat van Moravia waar de prijs tot nul zakt?

Misschien daarom is de prijzing gehecht aan zijn eigen dubbelzinnigheid. Het is reclame, maar ook reclame zoals iets in de reclame kan zijn, afgeprijsd om de waarde ervan open te laten, open voor een lezer die ook maar wat leest en gegrepen kan worden door de clou of iets anders dan de clou, zachtjes gegrepen en weer losgelaten.

dinsdag 5 november 2013

Zelfprijzing

Vroege Vogels prijst zichzelf met het verdienen van een prijs. Het programma heeft de Eurekaprijs voor wetenschapscommunicatie verdiend.

Dat het programma deze prijs met trots vermeldt is evengoed een gebeurtenis als het winnen van de prijs zelf. Op mijn beurt eis ik de status van gebeurtenis op voor mijn prijzing van de zelfprijzing van Vroege Vogels om zijn prijs.

Waarom?

Omdat ik op waarde weet te schatten hoezeer zelfprijzing kan voortkomen uit andere drijfveren dan borstklopperij alleen. Het is goed om de aandacht te vestigen op een prijs, op de waarde van wetenschapscommunicatie, van wetenschap. Het is goed om organisaties in het zonnetje te zetten die de prijs uitreiken, NWO en KNAW. En het is ook goed om entomoloog Marcel Dicke te prijzen, en daarom de organisaties alsmede Vroege Vogels zelf te prijzen omdat ook Dicke in de prijzen is gevallen, en wellicht ongenoemd was gebleven wanneer Vroege Vogels niet zo goed was in wetenschapscommunicatie en zichzelf niet had geprezen met in het voorbijgaan evengoed Dicke.

Er zijn mensen die al deze verdiensten onderschatten omdat ze tegen zelfprijzing als zodanig zijn. Hun bijna altijd verborgen motieven kunnen bijvoorbeeld zijn dat ze vol zijn van zichzelf waardoor ze het anderen niet gunnen dat ze zichzelf prijzen, of dat ze maar niet doorhebben dat anderen zich in dienst stellen van anderen en zichzelf alleen prijzen omdat dit de prijzing van anderen indirect vooruithelpt.

Shame on them!!

Ik heb de waarde gezien van de zelfprijzing van Vroege Vogels. Daarom verdien ik alle lof. Ik ken mezelf de prijs toe van de zelfprijzing vanwege de prijzing van de zelfprijzing van de ander.

Geprezen zij ik.


dinsdag 29 oktober 2013

Samaritaan

Veel dilemma's en zelfkennis komen voort uit een experiment zoals dat van Anton Dautzenberg. De hoofdpersoon van zijn roman schenkt een nier weg.

Uiteindelijk raakt de hoofdpersoon ook zijn zwaarmoedigheid kwijt. We hebben dus te maken met een zelfgenezend proces.

De vorm van het boek is een serie dialogen waarbij de replieken van de ik-figuur zonder aanhalingstekens genoteerd staan. Zo lijkt de vorm enigszins op Job, want de dialoogpartners dagen de ik-figuur voortdurend uit.

Je kunt deze koppeling van kennisverwerving en uitdaging (behalve met Jezus uiteraard) ook vergelijken met Plato. Ook daar worden fictie en de suggestie van non-fictie voortdurend verdubbeld. En ten slotte is ook David Serban-Schreiber niet ver weg, omdat die het altruïsme aanprijst als een van de vijf medicijnen voor depressie die je uit je brein kunt halen.

Via de gesprekken worden tal van suggesties en associaties verwoord die ook bij de lezer al zullen zijn opgekomen. In die zin is Samaritaan echte Bildung. We krijgen de les dat alle betekenissen of je wil of niet voortdurend in een dramatisch gesprek terechtkomen, waar ze verloren gaan, getransformeerd raken of verrijkt worden.

In die zin zouden we kunnen spreken van een omgekeerde Gadamer. De waarheid wordt niet gevonden buiten de methode, maar door of dankzij de methode. In die methode kan de waarheid eveneens verloren gaan.

De bijna laatste waarheid is die van het gesprek zelf:

Viel hat von Morgen an,
Seit ein Gespräch wir sind und hören voneinander,
Erfahren der Mensch; bald sind wir aber Gesang.


Zo zou je deze roman moeten lezen, als voorteken van een gezang. Vandaar de verwijzingen naar de canto's van Dante en het citaat van Taxi Driver: you talkin' to me?

maandag 28 oktober 2013

Rafelranden van de moraal

Anton Dautzenberg spant zich in voor morele doelen. Hij ziet dat ons puritanisme hypocriet is, want we vinden het minder erg dat er gedood wordt dan dat er bemind wordt, bijvoorbeeld een kind. Ook de nierdonatie helpt hij een eind vooruit, en hij bekritiseert het mediamieke misbruik van Tonio.

Genoeg reden voor hulde, en om de nefaste effecten van hulde door anderen te ontlopen, reden voor zelfhulde.

Hoe moeilijk is het de kern te zoeken van deze man met zijn ondernemingen. Hoe moeilijk voor hemzelf, laat staan voor ons.

De morele Anton Dautzenberg maakt een switch van Jekyll naar Hyde. Ja, u hoort het goed! Het is de morele Dautzenberg die zo openlijk volgende stappen zet, noodzakelijke stappen op het pad van de rafelranden van de moraal.

Hij drijft zichzelf naar een heldenpositie die hij ons voorschotelt als noodzakelijk en makkelijk. Maar dat is hij zeker niet, althans in mijn ogen. Die heldendaden zijn voor mij heel moeilijk en ver weg.

Maar ik ben wel in staat om een beetje mee te jubelen op afstand.
Laf, ik weet het. Maar mijn gegniffel verraadt mijn sympathie.

De wormen in het rectum van het kind, dat zijn de randen.
De randen van de moraal, de moraal. Je raakt hem wanneer je net lekker aan het doorpakken bent.




vrijdag 25 oktober 2013

Heaney - District en Circle

Seamus Heany heeft de Nobelprijs al gekregen in 1995, misschien ook al wel voor wat nog volgde, want District and Circle kwam pas 11 jaar later uit.

Ik heb geen idee hoe ik deze gedichten in zijn oeuvre moet plaatsen en zelfs niet hoe ik ze moet beoordelen. Als ik al een prijzing te bieden heb, dan is dat een laf aansluiten bij de prijzing van anderen, zoals mensen de Mona Lisa mooi vinden.

Heaney lijkt me wel een muzikale man en ook wel thuis in de galerij der grote doden. Zijn bundel is toch zoiets als een bezoek aan de onderwereld, gecombineerd met de herinnering aan de regio waar hij vandaan komt met gevoel voor concrete dingen, vooral werktuig en planten.

Het grote en monumentale zit hem in de grote namen die Heaney noemt maar ook in de gebeurtenissen die in de ooghoeken hebben plaatsgevonden en in de dingen zijn gekropen. Het zijn wel de jaren na nine-eleven en na de aanslag in de metro waarvan District en Circle duidelijk twee lijnen zijn.

Raar genoeg noemt Heaney nergens de naam Vergilius, terwijl die toch ook parallel aan hem beweegt in Aeneis en Georgica, met verwijzingen naar de grote literatuur en naar de grote wereldgeschiedenis.

Het zou kunnen zijn dat Heaney Vergilius niet zoiets te bieden heeft, zoals dat fornuisdeksel voor W.H. Auden, omdat Vergilius dat soort voorwerpen zelf al beschrijft: timeo Danaos et dona ferentes...

zaterdag 12 oktober 2013

Het spook Gazdanov

Wat is die Gazdanov geprezen. Dat moet dan ook op het boek en op de website.

Misschien zou je de roman kunnen samenvatten met de gedachte: het een lokt het ander uit. Je droomt binnen die keten van een betekenisvol noodlot, als het ware om de dood te spiegelen.

Een Russische émigré in Parijs komt nogal wat spiegels tegen, en die spiegels zijn weerspiegeld in de roman. De ene 'moordenaar' weerspiegelt de andere 'moordenaar' en komt hem later weer tegen. Zijn spook.

De Russische obsessie voor de zin van het leven spat van elke bladzijde en moet als het ware door de spiegels heen bevestigd worden in het andere van de spiegel. De dood is niet alleen de spiegel van het leven, hij onderbreekt ook plotseling dat leven dat zich aandient als ritme.

Zo kunnen we begrijpen - zonder het te begrijpen - dat alleen de mens die oog in oog met de dood is geweest het leven kan waarderen in zijn zinvolheid. Is dat Camus? Ja, maar ook Dostojevski en de in het boek verzwegen Solovjov.

Maar het is ook Apuleius, wiens Gouden ezel wel in de roman wordt genoemd. Het gaat dus niet om een statische weerspiegeling, maar om een weerspiegeling waarin het ik zichzelf en de ander in metamorfose ziet:
Ik denk dat volgens een zoals altijd onverklaarbare emotionele overeenkomst Jelena Nikolajevna ongeveer hetzelfde ervoer als ik; haar gemoedsbewegingen leken op de mijne - zoals holvormig glas lijkt op bolvormig glas, door de gelijke kromming, het resultaat van een en dezelfde tweevoudige beweging. (71)
Deze quasi-logica ligt aan de basis van de roman van Gazdanov als detective, liefdesroman en ideeënroman.

Misschien verklaart het ook waarom de roman de besprekers in de krant niet helemaal heeft kunnen overtuigen. De erfenis van de menippese satire bindt de stijl aan de doorbreking van helderheid. De geniale zinnen moeten dus opzettelijk worden afgewisseld door draken van zinnen.

We moeten dus door alle prijzingen heenkijken, het zijn slechts holle of bolle glazen waardoor we de roman maar vaag zien. Juist die vaagheid moeten we koesteren, als de mogelijke, virtuele aanwezigheid van iets noodlottigs dat nog voor ons ligt:
Een al te grondige kennis droeg een onmiskenbaar gevaar in zich: dat ik geen zin had ernaar terug te keren, zoals naar een boek dat je gelezen en begrepen hebt. (100)
Daarom stel ik hier graag vast dat Daniël en Toine even goed in elkaar passen als holle bolle glazen.Ze willen een roman die uitbundig wordt geprezen via omwegen doorgronden. Ze hebben begrepen dat recensies dit boek geen recht doen en dienen daarvoor te worden geprezen. Ze hebben Gazdanov met de aard van zijn bespiegelingen niet doorgrond en laten zodoende de lezer de ruimte die hij nodig heeft om naar het boek terug te keren.




donderdag 10 oktober 2013

Babel De Rode ruiterij

Het is moeilijk Babel niet te prijzen omdat hij weergaloos is. Het is ook moeilijk hem wel te prijzen omdat hij een onwaardige marteldood is gestorven, een jaar eerder dan eerst werd gezegd en dus niet in een werkkamp. Prijzing verschrompelt dan al snel tot goedkope getuigenis.

Raadselachtig is waarom Babel in 1935 na een reis naar het Westen toch mee is teruggereisd naar Moskou, zijn geëmigreerde vrouw en andere familieleden achterlatend, hen zelfs proberend over te halen met hem mee te reizen.

Een aanwijzing vinden we misschien bij Nadezjda Mandelsjtam, die haar vinger op een zere plek legde in verband met Babels bezoek aan de literaire salon van Jevgenia Jezjova (inderdaad, de vrouw van Jezjov, hoofd geheime dienst). Babel had tegen haar (later gedeporteerde) echtgenoot over de agenten gezegd: 'Ik zou ze met geen vinger aanraken, ik snuif alleen hun geur op...' Het was dus nieuwsgierigheid, aldus Nadezjda, die Babel dreef.

Hoe verenig je die nieuwsgierigheid met de poëtische laconiciteit van de verhalen van De Rode ruiterij? Misschien lukt het ze, de intuïtie van Nadezjda Mandelsjtam volgend, te verbinden door middel van de notie geur. Stuiten we in de verhalen na enig zoeken op geur, dan lijkt die Babel aanvankelijk weg te leiden van het ware leven der mensen. Betekenisvol is dat hij dat juist beschrijft aan de hand van de sombere schuren in de door Joden bewoonde stad Beresteczko:

'In tijden van oorlog schuilen de mensen in deze catacomben voor kogels en plunderingen. Dagenlang hopen zich hier menselijk afval en mest van het vee op. Moedeloosheid en ontzetting vervullen de catacomben met een bijtende stank en het rottende zuur van uitwerpselen. Beresteczko stinkt tot op heden onverstoorbaar verder, alle mensen wasemen de geur van bedorven haring uit. Het stadje stinkt in afwachting van een nieuw tijdperk, en in plaats van mensen lopen er verbleekte schetsen van grensincidenten rond.' (270)

Niet echt een geur waar de hoofdpersoon lang in kan verkeren. Maar het korte verhaal eindigt met een communistische divisiecommissaris die de mensen voorhoudt:

'Jullie zijn de macht. Alles hier is van jullie. Er zijn geen heren meer. Hierbij open ik de verkiezingen voor het revolutionair comité...' (271)

Mensen van de stank ervan overtuigen dat zij de macht hebben, dat breng je niet op vanuit je eigen, spontane nieuwsgierigheid. Daartoe moet je worden overgehaald. Daarvoor heb je een Babel nodig.



zondag 29 september 2013

Solomon - Late Beethoven

Vaak vroeg ik me af waarom Beethoven mijn favoriete kunstenaar was. Het was een man met grootheidswaanzin, die zichzelf de bijnaam 'generalissimo' gaf. Hij kon dus nooit van zijn leven een voorbeeldfiguur voor me zijn. Behalve toen ik mokkende eenzame puber was. Toen las ik graag over Beethoven die eenzame wandelingen maakte, zijn Heiligenstadter Testament schreef toen zijn doofheid een onomkeerbaar feit was, en koos voor zijn onbegrepen laatste strijkkwartetten.

Haast vanzelf wordt je dus naar die late Beethoven toegetrokken, wanneer de held verzekerd is van zijn succes en een nieuwe taal zoekt om zich aan zijn omgeving te ontworstelen. Troost voor melancholische pubers.

In Solomons mooie boek wordt mijn Beethovenbeeld wel en niet bevestigd. Wel, want Beethoven blijkt ten diepste uit te zijn geweest op genezing. Hij ging bij een zieke vriendin in de voorkamer zitten en speelde een uur lang. Beethoven als zoon van Apollo. De genezing die hij uiteindelijk kon bieden was troost. Dat deed hij volgens Solomon zo ongeveer zoals de psychotherapie in die tijd werkte. Je maakt met je muziek allerlei herinneringen en gevoelens los. (De dionysische Beethoven begrijpen we nu meteen ook...) Die weet je vervolgens te sublimeren door de troostende, harmonieuze werking. Diesen Kuss der ganzen Welt.

Er is ook een nieuwe Beethoven die uit het boek oprijst. Het is de man van de sense of an ending. We kennen de act van Toon Hermans waarin hij zich laat verrassen door de trugschlüsse van het einde van de Vijfde. De held moet ook zijn einde nog bevechten, dat wordt hem niet vanzelf gegeven. Maar na de heroïsche periode wordt duidelijk hoe Beethoven zijn eindes bevecht. Hij twijfelt over behoorlijk veel laatste delen van zijn stukken. Zelfs over het slotdeel van zijn Negende. In zijn schetsboeken lag al het plan voor een alternatieve finale klaar, een zonder zang en in driekwartsmaat.

In de openingen van sommige finales vind je beide Beethovens bij elkaar. Denk aan het langzame deel van de Waldsteinsonate en het largo van de Hammerklaviersonate, der schwergefasste Entschluss van strijkkwartet opus 135 en de opening van de finale van de Negende. Beethoven laat zijn twijfels zien maar neemt ook een beslissing. Na de beslissing blijven de afgewezen fragmenten in je hoofd doorzinderen.

Nog het dichtstbij komt Beethoven in zijn dagboeken die hij tussen 1812 en 1818 schreef. Solomon schetst dat Beethoven zich niet aansloot bij de vrijmetselaars, maar dat hij wel geestelijke verwantschap met de beweging voelde. Hij laat aan de dagboeken mooi zien dat ze passen in het model van geestelijke oefening dat door vrijmetselaars (in navolging van de Jezuïeten) werd gebruikt als voorbereiding op de initiatie. Beethoven was een soort Daedalos-Ikaros die zocht naar vleugels om te ontsnappen aan de gevangenis door op te stijgen naar geestelijke hoogten. Daar hoort ook zuivering en zelfopoffering bij, afstand nemen van je lichamelijke driften. En schaamte over seksuele omgang met vrouwen (en zelfs over platonische verlangens). Het zou kunnen zijn, suggereert Solomon, dat Beethovens vrouwenliefde hem als het erop aankwam op afstand van de vrijmetselaars hield.

Beethoven komt wel dichter bij mij via zijn dagboeken. In de tijd dat ik hem verafgoodde schreef ik 'dagboeken van gedachten'. Door me aan Beethoven te spiegelen begrijp ik mezelf beter. Het zou zelfs kunnen zijn dat ik daarom deze blogs beter begrijp. Ze zijn een voortzetting van die dagboeken. U, beste lezer, bent de geestelijk leidsman die over mijn initiatie moet oordelen. U voorkomt dat de dagboeken ongelezen blijven en door uw discretie voorkomt u dat ze uitgeleverd worden aan de openbaarheid. Is dit waar, dan ben ik in mijn blogs op zoek naar een sense of an ending, naar apollinische genezing.

Hoe die reis - van Beethoven, van mij - ook verder gaat, Solomon geeft een belangrijke hint door de finale van de Negende in feite te bekritiseren. De collectieve zelfopoffering loopt daar uit op de uitbanning van de weigerachtige enkeling. Die enkeling is de echte held. Makkelijk gezegd, twee eeuwen later, maar daarom niet minder nodig om te zeggen. Muziek behoudt zo zijn ambivalentie ten opzichte van het woord en de andere kunsten. Aan de ene kant is tot muziek moeilijker toe te treden vanwege de onvertaalbaarheid, wat de effectiviteit van het geneesmiddel ten goede komt. Aan de andere kant plakt er aan muziek een geur van naïviteit. Terwijl Schiller zelf al spijt had van zijn Ode an die Freude, maakte Beethoven er een openbaar feest van.




zondag 22 september 2013

Gerhard Richter Painting

Moeilijk om over te schrijven, zo'n film. Maar ook moeilijk om een film over te maken, zo'n schilder. Die film spreekt het beste voor zich. Maar die schilderijen spreken ook het beste voor zich. Er is dus meer dan voor zich spreekt. Je kunt na zo'n film niet zomaar naar huis gaan en stoppen met die beweging die door het schilderen in gang is gezet.

Maar het wordt wel steeds moeilijker, zegt onze Gerhard. In het begin gooi je er maar wat op wat je wil, zomaar wat. Maar dan moet je gaan reageren op wat je ziet. Dat wordt al een stuk moeilijker. Het schilderij schildert zichzelf, maar dat maakt het niet makkelijker.

Enkele obstakels kan ik ook makkelijk bedenken. Zo moet je je valse subjectiviteit uitschakelen. Dat zal Gerhard prima hebben geleerd in die DDR daarginds destijds. Maar als je je hele subjectiviteit uitschakelt blijft er niets over en begin je eigenlijk weer aan een nieuw doek. Dus moet je die lagen bij elke laag toch weer zichtbaar laten. De subjectieve willekeur wordt dus gerespecteerd. Dat zie je ook mooi aan zijn gebaren met die zware planken. Die worden beslist doch voorzichtig over het doek geschoven.

Uitdagend voor denkers is Richters statement over ethiek. Je moet die hele esthetica doorbreken. Niet met een tevreden gevoel kijken naar je schilderij en zeggen dat het mooi is (zoals God dat deed, denk ik dan). Hup, spoel er een zondvloed overheen. Die donkere doeken illustreerden dat mooi, want eigenlijk was Richter begonnen met het plan een mooi doek met felle kleuren te maken.

Zou je die hele film niet als een cliffhanger kunnen beschouwen, als een openwerking van binnenuit?

Ik denk dan aan de website bij de trailer (dat woord alleen al in dit verband...) waar bij staat dat een van de belangrijkste levende schilders laat zien hoe hij het doet. Ja maar, zegt hij, hij doet het anders als er een camera bijstaat. Alweer die subjectiviteit die wordt overgesausd met behulp van een schijnbaar technisch middel!

Kijk, nu begin ik iets aan te voelen. Hier is een filosoof aan het werk. Een ethicus die weet dat hij de subjectiviteit kan redden door hem op te nemen in een geheel waar die technieken nu eenmaal onderdeel van uitmaken.

Nu ik eenmaal dit bedacht heb, kan ik er vrede mee hebben dat deze innemende persoon zulke intimiderende doeken maakt die in mij verzet oproepen. Mijn verzet, dat is mijn subjectiviteit, en die krijgt ineens een andere kleur, een kleur die niet voorzien was.

Gerhard Richter

zaterdag 21 september 2013

The Pianist

Je wordt waarempel heen en weer gegooid. Je zit naar handen te kijken van een Poolse pianist die Adrien Brody moet verbeelden, die zelf weer Wladislaw Szpilman verbeeldt. Bij de neus van Brody denk je onmiddellijk aan Chopin. Op een bepaalde manier is het dus Chopin die daar zit te spelen, in Warschau. Ware het niet dat juist Chopin als banneling juist niet in Warschau speelde.

Toch moest ik ook denken aan Chopin in combinatie met Warschau toen in de film zijn pianoconcert door 'Brody' werd vertolkt in Warschau, aan die keer in 1988 dat ik met studiegenoten in een busje door Warschau reed met op de cassetterecorder een pianoconcert van Chopin. Laat nu net een van hen me vandaag mailen naar aanleiding van mijn vorige blog. Toch een soort humor waar je gevoelig voor moet zijn om het als humor te kunnen beleven.

Zeker als je bedenkt dat Polanski de film regisseerde en voor de film drie Oscars kreeg. Polansky heeft daar in die tijd zelf ook het een en ander meegemaakt. En later heeft hij ook weer het een en ander meegemaakt. En hij heeft ook zo'n neus als Chopin en Brody. Je weet dat hij met zijn horror en zwarte humor nogal gesteld is op het groteske. En niet alleen maar als regisseur. Want er zijn voortdurend dwarsverbanden en gangetjes tussen fictie en realiteit. Vlak na Rosemary's Baby werd zijn vrouw door Manson theatraal omgebracht. En Brody ging speciaal stukjes van Chopin oefenen en zijn auto afschaffen en 15 kilo afvallen, allemaal omdat hij in de ban van de film verkeerde, moest verkeren en nu eenmaal verkeerde omdat hij zo is en wellicht mede daarom voor de rol gecast werd.

Bij alles wat je ziet moet je het gevoel blijven houden dat deze Nebensächlichkeiten een licht werpen op de hele Duitse oorlogshandelingen in Warschau. En inderdaad krijg je het gevoel, als je weer zo'n Duitse soldaat ziet, dat hij zomaar kan gaan schieten, en dat er zomaar weer een extra absurde maatregel wordt genomen om de Joden uit de openbaarheid weg te dringen en te vernederen. Zelfs als op het eind die Duitser Wladislaw in dat ziekenhuis tegenkomt en hem spaart en zelfs helpt, dan is dat grillig, een grilligheid die evenzeer wordt vereist door de wetten van de horror als door het beeld van de geschiedenis dat mede, van nu af aan, door deze film wordt gekleurd.

Alles vergrilligt, alles gaat kapot, in en zonder waardigheid.

Wladislaw is de overlevende par excellence, maar niet dankzij zijn levenswil. Eerder dankzij het toeval. Daarom zou ik de horroreffecten een scharnier willen noemen tussen de persoonlijkheid en de geschiedenis, en dus als zodanig willen prijzen in deze prijzing. Ze verontpersoonlijken de persoonlijkheid, leveren hem uit aan de in wezen anonieme geschiedenis. Maar evengoed andersom: de horror geeft de geschiedenis het gezicht van een persoon.

Een prijzing als deze geschiedt niet zonder huivering. Alsof een God de Joden de taak had gegeven de Holocaust alsnog tot een artistieke event zonder weerga te maken.


Gods Behaving Badly

In deze comic phantasy gaat het om de vondst en om de uitwerking. De vondst is de verplaatsing van de Griekse goden naar een deftig huis in Londen. Want als we bezig zijn met de goden gaat het bijna automatisch over de monotheïstische of de allochtone goden. De Griekse goden waren al nauwelijks geloofwaardig in de Oudheid. Ruimte genoeg voor contrasten, en daarvan leeft een komisch boek dat verder wil dan een hoofdstuk.

Daarbij komt het aan op de uitwerking. Marie Phillips werkte al bij de teevee en nam zelfs ontslag om te kunnen schrijven. Haar teeveetalent heeft ze volop ingezet en daarbij ook nog eens behoorlijk geschaafd. Niet alleen in die zin is haar boek een beschaafde roman. Ze neemt ook nog eens allerlei tradities en motieven uit de cultuurgeschiedenis mee, zoals de Amerikaanse wisecracks, Ovidiaanse metamorfoses, de verbale strijd tussen Christendom en de Olympusreligie, en dus de - nergens genoemde - Loukianos.

Loukianos van Somasate (tweede eeuw na Christus) kennen we van zijn verhaal over de man die in een ezel veranderde. Maar hij schreef ook de Godengesprekken, waarin hij de draak steekt met de al te menselijke ruzies en wissewasjes van de Olympische goden. Dan al moeten ze reageren op het afnemende ontzag der mensen, en dat doen ze natuurlijk tamelijk overspannen.


Loukianos was cabaretier avant la lettre maar ook filosoof. Ik vroeg me bij zijn verhalen soms af - en vroeg het bij proefwerken aan mijn leerlingen - wat er filosofisch is aan zijn grappige verhalen. En dat kun je ook bij Phillips doen. Mag je naar betekenis vragen of moet je je - beschaafd als we zijn - beperken tot het doorgeven met een knipoog?

Een in het oog springende betekenis is de waardering van het gewone. Alice en Neil zijn een gewoon stelletje, nauwelijks romantisch te noemen behalve als je scrabbelen romantisch vindt. Ze hebben een fantasiewereld nodig als contrast maar ook om uiteindelijk tot de ontdekking te komen dat hun saaie leventje het best haalbare is maar misschien ook het mooist denkbare. Uiteindelijk geloven ze zelfs dat ze Apollo kunnen koppelen aan Neils zus, wat bedoeld is als happy end.

Maar wat maakt dat saaie leven dan zo moeilijk, waardoor je een fantasie wil oproepen en op de automatische piloot (wanneer de plot op gang is gekomen) weer laat uitwoeden? Hoe komt het dat we dat saaie leven tegelijk ideaal en ondraaglijk vinden? Hier komen we bij een raadsel waar de verleiding opduikt om er vol in te duiken. Maar misschien is dat een list die lijkt op zijn alternatieve mogelijkheid. Je kunt ook een tegenwereld laten zien die eveneens ideaal en ondraaglijk is, de godenwereld. Die leidt onze aandacht af van onze eigen wereld waardoor die minder fel wordt belicht.

Je kunt die godenwereld vergelijken met de huizen van Pompeii waar ramen op de muren zijn geschilderd met nepuitzichten. Zo heb je geen last van de zon, je laat je bezoekers zien dat je rijk bent, maar op een neppe manier. Al die nepheid wekt de suggestie dat er in dit huis echte innerlijke rijkdom te vinden is. Die suggestie moet op beschaafde, zorgvuldige wijze worden gekoesterd. Dat is voortdurend hard werken. De opbrengst is enorm. Je voorkomt dat je innerlijke leven te gronde gaat aan overbelichting of verwaarlozing.

Het blijft natuurlijk suggestie, techniek, bezwering. Het bewijst misschien niet zozeer dat er een rijk innerlijk leven is, maar eerder hoe hard wij hebben gewerkt, de laatste millennia, om aan die techniek te schaven. Laat die binnen- en buitenwereld maar aan de filosofen.






woensdag 18 september 2013

Bucolica eclogae

Het zijn allervriendelijkste dialoogjes tussen herdertjes die verliefd zijn op herderinnetjes en praten over de plantjes en de bijtjes.

Uiteindelijk, zegt Pfeijffer, weet je niet wat het betekent maar wel dat het poëzie is, echte poëzie. Het zingt.

Deel van het geheim is dat de grote wereldgebeurtenissen een beetje nebenbei verschijnen. Lees je de commentaren, dan weet je alles heel zeker. Ga je dan weer terug naar die gedichten, dan lijkt het of het nieuws op de achtergrond doorborrelt. Alsof de wereld ook even, maar dan nebenbei, wordt gered. En later weer verloren.

Zo is Octavianus-Augustus bedoeld maar niet genoemd, al in de eerste Ecloga. Hij is de redder van een van de herders. Er wordt dan in de commentaren gezegd dat Octavianus met zijn power Vergilius zelf heeft gered vlak bij Mantua met grond. Maar in een latere ecloga verliest een herder de strijd in een dergelijk conflict. Ook Octavianus kan dan niet meer helpen. Zo worden in de Ecloga zaken weliswaar opgeblazen maar elders weer doorgeprikt, alsof de tijd zelf regisseur is.

Wie worden geprezen in de Eclogae zijn vrienden van Vergilius of mensen die veel voor hem hebben betekend. Het zijn flarden van portretten, met of zonder masker. Er wordt gespeeld met namen die misschien ook weer staan voor vrienden die worden bezongen.

De grondfiguur is de aanroep of contrasterende wisselzang. Er wordt niets gegeven zonder dat het wordt geëchood of teruggenomen. Zo ontstaat muziek, schoonheid, het sublieme. Het wordt verfraaid door de ontbrekende uitleg, want soms verschillen de redacteuren over basale zaken als wie er aan het woord is.

Zo zou je bijna vrede hebben met de wereldgeschiedenis, in het dal bij de schapen.

Rituelen


Dit boek van Nooteboom werd besproken in Van der Paardt en is dus een gids tot Vergilius zoals Vergilius een gids is voor Dante, en Aeneas zich laat gidsen door droombeelden en schimmen in de onderwereld. Op de achtergrond speelt Vestdijk een gidsrol in Rituelen omdat Doorn de ingang is tot de onderwereld van de Taadsen en de handelaren. De roman kun je derhalve lezen als een reis door de onderwereld, waar de schimmen ons een blik op verleden en toekomst gunnen.


Het ritueel, heb ik ooit van Andries Govaart geleerd, schept en verrijkt de ervaring. Pas door de herhaling gaan we doorkrijgen wat we ooit hebben ervaren. In Rituelen lijkt de gevorderde leeftijd geschikt om de rituelen in deze betekenis te laten functioneren. Via de rituelen kunnen we het opbouwen van nieuwe herinneringen stopzetten en ontstaat ruimte om terug te kijken.

Alleen: bij de meeste rituelen in Rituelen valt onmacht op, de onmacht van het ritueel om de uitvoerders te redden. Het lijkt er daarom op dat de verwoesting van de theekom een soort pointe is, een ritueel waarin wordt afgerekend met het ritueel. Het is ook een 'profanatie' in de zin van Agamben, het onttrekken van voorwerpen aan hun functionele bestemming waardoor het ritueel kan worden gemarkeerd als grens van een wereld.

De laatste regels suggereren een dergelijke instelling van een grens, omdat Inni niet deel wil uitmaken van dezelfde wereld als de Taadsen. De roman wordt zodoende zelf een ritueel, een bezweringsritueel waarin de rituelen van de Taadsen worden uitgebannen.

Hoe is het gesteld met de mogelijkheid de roman te lezen als een verkenning of zelfs prijzing van het katholieke ritueel? Op het moment dat Inni de hostie inslikt realiseert hij zich dat die via zijn ingewanden zal worden omgezet in zaad, het zaad dat waarschijnlijk niet vruchtbrengend zal zijn, alleen al omdat hij Petra niet meer zal zien. Rond dit liefdesmotief, en ook rond vaderschap en verantwoordelijkheid, wordt duidelijk wat bij de Taadsen ontbreekt. Rituelen maken zich los van liefde en leiden niet tot liefde.

De liefde van Inni betreft de schimmen die zich aan hem hechten. Is het voor Inni en zijn auteur mogelijk om die liefde te koppelen aan zijn toeschouwerspositie? Dat moet de roman bewijzen. Voorwaarde is dat de mensen op de juiste afstand worden gehouden. In die zin is de zelfmoord van Philip Taads toe te schrijven aan Inni Wintrop en spiegelt zijn wereld het eenmansklooster van de Taadsen. Pas dus op dat je niet te dichtbij komt, stap op tijd uit die wereld van de anderen.




dinsdag 10 september 2013

Georgicon

Werd door John Donne en Montaigne het mooiste gedicht genoemd. Het leek me derhalve tijd om het eens door te nemen.

Vergilius kan over alles schrijven, maar het wordt altijd wel wat, altijd mooi en verzorgd.

Je kunt het Latijn lezen. De enorme overvloed aan onbekende woorden beschermt je tegen de verdunning in al te bekende betekenissen.

Dat zal voor de Romeinse stadsestheet van toen ook wel een vergelijkbaar effect hebben gehad. Wist hij veel van wat er op het platteland gaande was.

Vergilius zelf kon putten uit zijn geheugen, uit alles wat hem bijbleef uit Mantua en omstreken. Maar daar was hij allang weg. Hij moest precisie voorwenden en afwenden.

De eerste stap is best te doen, die van leerdicht naar esthetische roes. De tweede is lastiger, die van roes naar gedetailleerde analyse.

Geholpen word je door wat wel eens een motto van Georgicon zou kunnen zijn: het was niet de bedoeling van Jupiter om het de boer makkelijk te maken.

Via al die moeilijkheden kom je weer terug bij de roes, daar ligt de drempel die je ongemerkt overspringt. En die er nog steeds ligt te wachten.