maandag 4 mei 2015

Een nieuwe Reformatie - Badiou over Paulus

Een collega gaf me een overzicht van invloeden op de romans van Houellebecq, en daarbij stond Paulus,'brutaal en agressief zoals hijzelf'. Ik was met die agressiviteit al veel eerder vertrouwd geraakt door de spannende colleges van nieuwtestamenticus Joop Smit, over de retoriek in de Galatenbrief. Geleidelijk voerden ook andere wegen naar Paulus. In de jaren '80 werd Paulus ontdaan van zijn antisemitische kleuren, onder andere door joodse lezers. En toen ging in 1995 opeens de filosoof Badiou hem lezen. Ik kwam daar achter via Agamben, Il tempo che resta van 2000, die al op Badiou reageert. Atheïstische filosofen die Paulus lezen, en dan niet om hem te ontmaskeren. Integendeel, het zou kunnen dat precies dat (gematigde) atheïsme ons een sleutel in handen geeft om het Christendom opnieuw te herbronnen zoals dat ook in de Reformatie is gebeurd.

Over dat laatste kun je vooral bij Agamben terecht. Hij heeft prachtige beschouwingen over het buiten werking stellen van de wet en de Aufhebung bij Hegel. Badiou duikt na zijn politieke inleiding in het oeuvre van Paulus en vindt daar voldoende om zijn universalisme te onderbouwen. Misschien moet ik dat anders zeggen. Beide filosofen gebruiken Paulus niet om hun theses te illustreren, maar om hem een antwoord te ontlokken op een politiek-filosofisch probleem.

Bij Agamben is dat probleem het begrijpen van wat tijd is na de instorting van de dialectiek en de heropening van de tijdsproblematiek door Heidegger (die als theoloog ook ooit met Pauluslezen begon!). Bij Badiou is dat vooral het probleem van de nog steeds opkomende particularismen, de fundering van politiek in groepen in plaats van in de hele mensheid.

Dat ik Badiou pas jaren na Agamben lees is toeval. Maar ook weer niet helemaal toeval, want via Deleuze kwam ik terecht bij Badiou, en vatte ik interesse op voor diens ontologie van eenstemmigheid van het zijn. Dat is niet alleen niet in tegenspraak met een politiek van onbegrensde meervoudigheid, maar belooft zelfs een stevig fundament daaronder te leggen. Bij Deleuze zag je een verschuiving van de metafysica naar de gevalsstudies van bijvoorbeeld literatuur en film. Het lijkt dan niet minder dan logisch dat Badiou terecht komt bij een denker die zelfs expliciet stelling neemt tegen de filosofie. Paulus dus. Vandaar dat ik deze bespreking maar neerzet bij Prijzingen!, en niet bij Ideeën, want de lijn met Plato wordt bij Paulus doorgesneden. Met de aantekening dat Badiou zijn hele filosofie in het teken blijft stellen van 'het zijn en de gebeurtenis'. Er is dus geen aanleiding tot een bekering, tot een bekering althans die er niet altijd al was.

Om de wedstrijd tussen Agamben en Badiou maar vroegtijdig te beslissen: Agamben heeft wat mij de beste papieren. Niet het universalisme is de kern van Paulus' betoog, maar de differentie die niet met zichzelf samenvalt. Er bestaat geen wereldgemeenschap, en die is ook niet in zicht. Maar er zijn wel afscheidingen van groepen waardoor die groepen diffuus worden, waardoor je er wel bij hoort, je kunt nu eenmaal niet anders, maar 'alsof niet' (ως μη).

Maar laten we positief blijven, even positief als Paulus. Je kunt Agamben ook gebruiken om Badiou beter te lezen en zelfs aan te scherpen. Badiou ziet zich met Paulus voor het probleem geplaatst hoe je in de praktijk moet reageren op allerlei vragen die te maken hebben met rituelen, groepsdifferenties, instituties. De kunst is het om je dan toch binnen die groepen te begeven, Jood onder de Joden, Griek onder de Grieken, zonder je ermee te identificeren. Het misverstand dat Badiou met zijn universalisme oproept, zegt Agamben, is dat die niet-identificatie dan weer de vorm aanneemt van tolerantie. Niet echt een Paulus-woord. Agamben zou je dan weer kunnen verwijten dat hij zijn lezing presenteert als bijna een exegese van de Romeinenbrief, terwijl hij zijn centrale 'hoos mè' (alsof niet) uit de Korintiërsbrief haalt. Kleinigheidje: hij moet zijn ondertitel aanpassen.

Ik heb hierboven een uitdaging geformuleerd, en nu moet ik hem aangaan ook. Zou het kunnen zijn dat de atheïstische filosofen een sleutel in handen hebben om het Christendom opnieuw te herbronnen? In het geval van Agamben moet je dat meteen bijstellen. Hij ziet Paulus en meteen maar het hele Christendom als een radicale variant van joods messianisme. En Badiou is niet geïnteresseerd in het Christendom als groepering of kerk, maar wel in Paulus als de stichter van universalisme.

Het lijkt of filosofen die sleutel per definitie niet hebben, omdat Paulus zich zo fel tegen de hele filosofie keert, en zich beroept op de opstanding van Christus die voor hen een dwaasheid is. Maar waarom zouden filosofen alleen filosofie mogen bedrijven? Zij kunnen begrippen ontdekken, uitvinden, aanpassen, creëren. Maar dan nog: het blijft voor filosofen lastig, juist vanwege de kritische effecten van hun begrippen, om 'waarheid' te formuleren, singuliere en universele waarheid. En precies dat is wat Paulus hun levert: een waarheid die scherp als singulariteit wordt geformuleerd. Per definitie kunnen filosofen die singulariteit niet begrijpen, beoordelen, bekritiseren of wat dan ook. Maar ze zijn wel getraind in het overdenken van de implicaties en consequenties van zo'n singulariteit. Bovendien wijzen ze tegenwoordig ook feilloos dat soort singulariteiten aan in het werk van filosofen, bijvoorbeeld Nietzsche met zijn 'grote politiek', die begint met hemzelf als 'noodlot'.

Afijn, de herbronning van het Christendom... Het belangrijkste instrumentarium voor die herbronning wordt wat mij betreft geleverd met de steeds hernomen formulering van verschil, van differentie. Ogenschijnlijk is dat verschil altijd al en vanzelf in het spel. Paulus wordt door gelovigen gelezen op vele verschillende manieren. Maar die verschillen worden opgehangen aan iets anders, bijna altijd aan een particuliere identiteit. Het lezen van Paulus moet de katholieke, lutherse of andere interpretatie bevestigen. Vaak ook wordt Paulus zelfs om die reden bekritiseerd: de vrouw moet zwijgen in de kerk, hoezo?? Dat is toch niet katholiek? Of juist wel? Bij deze identiteitsbevestiging hoort wellicht ook (deels) Nietzsche, omdat hij zijn oppervlakkige kritiek op Paulus puur gebruikt om zijn eigen punten te scoren. Ook dat maakt Badiou terloops maar overtuigend duidelijk.

De Reformatie betekende een revolutie in deze aanpak, omdat Paulus werd gebruikt als uitvinder, als iemand die de gelovige lezer iets nieuws te vertellen had, bijvoorbeeld de rechtvaardiging door het geloof in plaats van door werken. In zekere zin hoort (de geboortekatholiek) Heidegger bij deze benadering, omdat hij zijn gerichtheid op de verrassende dood bij Paulus vandaan haalde, evenals zijn idee dat geloof en filosofie onverenigbaar zijn, ein hölzernes Eisen. Waarmee ook meteen het probleem van deze aanpak duidelijk wordt. Paulus heeft ons vast van alles te vertellen. Maar dan begrijpen we nog niet ten volle waarom hij, en in zijn spoor het Christendom, zo'n enorme tweedeling in de geschiedenis teweeg heeft gebracht. Waarom hij, in Nietzsches termen, nog steeds 'ons noodlot' is. Luther deed uiteindelijk niets anders met zijn Paulusinterpretatie dan een nieuwe kerk stichten, alweer een groepsidentiteit.

Daarom is het nodig Paulus geduldig te lezen en opnieuw de kern te bepalen. Badiou doet dat bijvoorbeeld door Paulus preciezer te volgen. Hij volgt hem ook waar Paulus zelf sommige uitingen naar de achtergrond schuift. Zoals leven en sterven van Jezus. De andere nieuwtestamentische verhalen worden ontkoppeld zoals ze door Paulus zelf werden ontkoppeld. Zo kan hij Paulus volgens Paulus terugbrengen tot enkele theorema's. De rechtvaardiging van het geloof wordt door Badiou niet meteen tot centrum verklaard, zoals Luther deed. Het wordt gezet naast de redding door liefde uit de Korintenbrief. Niet onbelangrijk, die rechtvaardiging, maar minder belangrijk dan de liefde.

God, nog Zoiets. God staat bij Paulus in de schaduw van Jezus. Niet onbelangrijk, die God, want als het Christendom alleen maar afstand van het Jodendom had genomen (zoals Marcion) zou het een onbetekenende secte zijn gebleven. Maar aan de andere kant werkt Paulus geen triniteitsidee uit. Jezus is zoon van God, maar niet wezensgelijk of zoiets. Het gevolg is dat het Christendom minder en anders in het teken van de maîtrise staat dan bijvoorbeeld de Griekse filosofie, waar de vader domineert. En het Jodendom, waar God als Vader zijn controle over de mensheid graag uitbreidt via tempel en Tora.

De nieuwe herbronning moet in elk geval de politiek van particuliere identiteit doorbreken, laten zien dat Paulus zich precies daartegen verzette, of hij dat nu deed in naam van een universaliteitsbeginsel (Badiou) of door zichzelf als 'afgezonderd' (aforismenos) te betitelen en een messianisme van niet-identiteit nog te radicaliseren (Agamben). De nieuwe herbronning neemt het Christendom liefdevol op in een andere eenheid, een andere afsplitsing. Liefde is sterker dan de doop.

Deze blog schrijf ik op 4 mei. Eerst schrok ik op van Badious kritiek op herdenkingen. Een neonazi, zegt hij zo ongeveer, likt zich de vingers af bij zo'n herdenking, want alles wat hij fijn vindt komt weer langs. Later komt Badiou uitvoerig terug op de vernietigingskampen. Men zou Badiou en Paulus kunnen verwijten dat het universalisme als productie van gelijkheid het beste samengaat met die kampen. Daar was iedereen gelijk, Jood noch Griek, vrije noch slaaf etc. Maar Badiou bestrijdt dat. Het was nu juist het onderscheid tussen bijvoorbeeld Ariërs en Joden dat met de kampen moest worden doorgevoerd. Je zou dus kunnen zeggen: in plaats van herdenken kunnen we beter nadenken, en de strijd aangaan met particularismen van alle soorten. In naam van de vernietigde Joden, onder anderen.

En dan zijn er nog vele losse eindjes. Wat te doen met het universalisme van Badiou en dat van Thomas? Waarom blijft Thomas bij hem ongenoemd, alsmede het hele probleem van de universaliën in samenhang met het universalisme? Het is maar al te begrijpelijk waarom Badiou liever meegaat in de antifilosofie van Paulus dan in de waarheid in de vorm van een predicaat, oordeel of procedure, zijn punt is duidelijk: 'Il n' y a pas d'instance devant laquelle faire comparaître le résultat d'une procédure de vérité.' (133) Maar zijn enige punt waaraan hij nu zijn niet-transcendentale universalisme kan vasthangen is nu het militante subject. We hopen natuurlijk dat dat subject inderdaad militant is voor de universaliteit en mild in zijn strijd tegen de differenties. Maar de mens is nu eenmaal een 'animal' en komt ongewild in de zonde terecht, weet ook Badiou. Hij zal dus moeten nadenken of hij niet toch in zijn strijd kan teruggrijpen op mooie ideeën, bijvoorbeeld in het onderwijs, ook al zijn het leugens. Leugens om bestwil, in naam van de waarheid en van de prudentia. Denk aan NIetzsche met zijn 'Redlichkeit'.

En daarmee komen we, behalve bij Thomas en Nietzsche, misschien ook nog bij Houellebecq, zijn bewondering voor de agressie van Paulus... Maar de overeenkomst gaat veel verder dan in de stijl. Het is niet erg moeilijk Houellebecqs broederschapsideaal in Elementaire deeltjes met Paulus in overeenstemming te brengen. De mens moet overstegen worden in iets hogers om tot entrelacement te komen. Maar Houellebecq kan in dat ideaal ook weer niet echt geloven, de tijd is eindig. Daarom kan hij Paulus beter lezen met Agamben en Korintiërs in de hand. Alle σχηματα van deze wereld gaan voorbij, leef daarom in je identiteit alsof je er niet in bent...

Afbeeldingsresultaat voor klok vijf voor twaalf








Geen opmerkingen:

Een reactie posten