zaterdag 21 september 2013

The Pianist

Je wordt waarempel heen en weer gegooid. Je zit naar handen te kijken van een Poolse pianist die Adrien Brody moet verbeelden, die zelf weer Wladislaw Szpilman verbeeldt. Bij de neus van Brody denk je onmiddellijk aan Chopin. Op een bepaalde manier is het dus Chopin die daar zit te spelen, in Warschau. Ware het niet dat juist Chopin als banneling juist niet in Warschau speelde.

Toch moest ik ook denken aan Chopin in combinatie met Warschau toen in de film zijn pianoconcert door 'Brody' werd vertolkt in Warschau, aan die keer in 1988 dat ik met studiegenoten in een busje door Warschau reed met op de cassetterecorder een pianoconcert van Chopin. Laat nu net een van hen me vandaag mailen naar aanleiding van mijn vorige blog. Toch een soort humor waar je gevoelig voor moet zijn om het als humor te kunnen beleven.

Zeker als je bedenkt dat Polanski de film regisseerde en voor de film drie Oscars kreeg. Polansky heeft daar in die tijd zelf ook het een en ander meegemaakt. En later heeft hij ook weer het een en ander meegemaakt. En hij heeft ook zo'n neus als Chopin en Brody. Je weet dat hij met zijn horror en zwarte humor nogal gesteld is op het groteske. En niet alleen maar als regisseur. Want er zijn voortdurend dwarsverbanden en gangetjes tussen fictie en realiteit. Vlak na Rosemary's Baby werd zijn vrouw door Manson theatraal omgebracht. En Brody ging speciaal stukjes van Chopin oefenen en zijn auto afschaffen en 15 kilo afvallen, allemaal omdat hij in de ban van de film verkeerde, moest verkeren en nu eenmaal verkeerde omdat hij zo is en wellicht mede daarom voor de rol gecast werd.

Bij alles wat je ziet moet je het gevoel blijven houden dat deze Nebensächlichkeiten een licht werpen op de hele Duitse oorlogshandelingen in Warschau. En inderdaad krijg je het gevoel, als je weer zo'n Duitse soldaat ziet, dat hij zomaar kan gaan schieten, en dat er zomaar weer een extra absurde maatregel wordt genomen om de Joden uit de openbaarheid weg te dringen en te vernederen. Zelfs als op het eind die Duitser Wladislaw in dat ziekenhuis tegenkomt en hem spaart en zelfs helpt, dan is dat grillig, een grilligheid die evenzeer wordt vereist door de wetten van de horror als door het beeld van de geschiedenis dat mede, van nu af aan, door deze film wordt gekleurd.

Alles vergrilligt, alles gaat kapot, in en zonder waardigheid.

Wladislaw is de overlevende par excellence, maar niet dankzij zijn levenswil. Eerder dankzij het toeval. Daarom zou ik de horroreffecten een scharnier willen noemen tussen de persoonlijkheid en de geschiedenis, en dus als zodanig willen prijzen in deze prijzing. Ze verontpersoonlijken de persoonlijkheid, leveren hem uit aan de in wezen anonieme geschiedenis. Maar evengoed andersom: de horror geeft de geschiedenis het gezicht van een persoon.

Een prijzing als deze geschiedt niet zonder huivering. Alsof een God de Joden de taak had gegeven de Holocaust alsnog tot een artistieke event zonder weerga te maken.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten