donderdag 2 maart 2017

Werner Tübke - 'Ich spiele mich, wie ich bin'

Kijkend naar de fascinerende overvloed van Werner Tübke in De Fundatie vroeg ik me niet af of hij belangrijk kon zijn in mijn lijn Bachtin-Pulcinella-Agamben, maar hoe. Het liefst zou ik nu een blog schrijven waarin ik de beslissende schakel meteen op uw bordje kon leggen. Maar zo werkt het niet, althans niet bij mij. U zult dus even met mij moeten ronddwalen. Met recht van wegschakelen uiteraard.

Wie Werner Tübke was wist ik niet, maar kunt u ook gerust zelf uitzoeken via de site van De Fundatie en google. Laat ik het erop houden dat hij als DDR-schilder maar moeilijk paste in het socialistisch realisme omdat hij bij voorkeur schilderde in renaissancistische stijl. Als hij dus over actuele politieke gebeurtenissen schilderde, maakte hij er iets algemeen humanistisch van, wat dus niet voldoende specifiek anti-kapitalistisch was.

Maar nu ik het zo simpel formuleer, stapelen de problemen zich al op. Hoezo 'moeilijk passen bij het socialistisch realisme'? Het behoorde tot de essentie van het socialistisch realisme dat je nooit wist waar je aan toe was, de beslissing of het al dan niet paste was een politieke beslissing, en vond niet plaats volgens een afvinklijstje. En anti-kapitalistisch, dat is ook al een lastige term, temeer als het over de geschiedenis gaat. Het socialisme beschouwde zichzelf als de rechtmatige opvolger van het Renaissance-humanisme, en ook het kapitalisme is niet zomaar de vijand van het socialisme, maar behoort eerder tot de noodzakelijke voorwaarde in de dialectisch verlopende geschiedenis.

Nog minder anti-socialistisch is de narrensymboliek die we bij Tübke voortdurend aantreffen. Hij past daarmee moeiteloos in het groteske realisme zoals Bachtin dat schetst. Mijn eerste punt heb ik hiermee nu dus al binnen. Waar de bijschriften in het groteske realisme van Tübke, bijvoorbeeld bij het feest op het strand, voortdurend negativiteit en dreiging waarnemen, kunnen we via Bachtin deze beelden moeiteloos opvatten als uitdrukking van vitaliteit, omkering van hiërarchische verhoudingen en innerlijk tegenstrijdige symbolen die het bestaan celebreren als permanent in wording en anticipatie op de klassenloze samenleving.

Maar het gaat verder. Bachtin heeft de neiging om de geschiedenis na Rabelais als een vervalsgeschiedenis te beschrijven waarin we hooguit de 'verre echo's' van de volle lach van het volk op het marktplein kunnen beluisteren. Zo trapt hij zelf alsnog in de val van de negativiteit en slaat hij zichzelf de middelen uit handen om bijvoorbeeld de commedia dell'arte en de hedendaagse politiek positief te duiden. Met Tübke wordt dat eenvoudiger. Al werken ook hier de beschrijvingen naast de schilderijen en op de website weer niet erg mee. Tübke wordt vooral neergezet als een criticus, soms zelfs als een zeurpiet. Zijn laatste schilderij - Besuch im Atelier - wordt in de beschrijvingen geïnterpreteerd als een groep plaaggeesten die het de schilder onmogelijk maken rustig te werken.

Zou dit dan de essentie zijn van Tübkes werk? Het ongestoord kunnen werken in zijn atelier? We belanden hier onmiddellijk in een evidente tegenstrijdigheid. Waarom zou de schilder zich de moeite nemen de schaarse momenten dat hij nog kon werken, zelfs op zijn laatste schilderij, te schenken aan zijn plaaggeesten? Maakt hij zich daarmee niet ook zelf het ongestoord werken onmogelijk?

Precies deze tegenstrijdigheid is een belangrijk thema, zo niet het hoofdthema, van de filosofie van Agamben. In het werk gaat het niet om het in werking stellen en al evenmin om het oeuvre, het resultaat van dat werk. Het gaat eerder om het creëren van een mogelijkheid. Die komt aan het licht in de opheffing van de tegenstelling tussen de houding en het werk, als het buiten werking stellen.

'Het laatste bezoek aan het atelier' moeten we dus niet opvatten als kritiek op de politiek en de consumenten die Tübke het werk onmogelijk maken. Het is eerder een beschouwing van het leven waaruit je je als kunstenaar nooit kunt terugtrekken. De buitenwereld komt bij je op bezoek. Temidden van deze drukke groep is het erg moeilijk om Tübke zelf nog te identificeren. Met andere woorden, hij behoort ook tot de bezoekers. Hij schildert de bezoekers van het atelier als bezoeker van het atelier. Waar de kritiek uit is op het trekken van grenzen, is Tübke uit op de beschouwing van het leven, een beschouwing die zelf deel uitmaakt van dat leven.

Maar goed, is het nog wel mogelijk als kunstenaar te werken binnen de moeilijke omstandigheden van Tübke? Was de DDR niet gewoon kunstvijandig, alles welbeschouwd? Ja, zeker wanneer we de kunst opvatten als de ongestoorde, autonome ontwikkeling. Zien we kunst zo, dan moeten we Tübke zoals in de beschrijvingen aan de muur wel beschouwen als een 'autonome' kunstenaar, een held tegen alle verdrukking in. Maar het is ook mogelijk de definitie van kunst te zoeken in de werken zelf, in de manier waarop de kunstenaar het leven beschouwt als buiten-werking-stelling.

De kunstenaar is dan geen autonome held, een genius die wetten (nomoi) bedenkt die hij zichzelf (autos) oplegt. Agamben zoekt voor deze opvatting van de kunstenaar een alternatief aan de hand van de komische figuur Pulcinella, belicht met behulp van de filosofie van Aristoteles en onder anderen Schopenhauer. Wij zijn geneigd om een personage (Pulcinella, Tübke) zoals in de tragedie op te vatten als een handelende held, of zoals in de komedie als een karakter. Maar een karakter, zegt Aristoteles, beeldt niet het leven uit, maar imiteert dat. Blijkbaar is het leven zelf onleefbaar, onmogelijk om zelf te leven.

Daarom heb je een uitweg nodig. We herkennen hier het 'kruipgat' van Bachtin en de ligne de fuite van Deleuze en Guattari. Ook Agamben bekent zich ertoe, zoals we zagen, in zijn Pulcinella-beschouwing. De uitweg moeten we niet opvatten als ontsnapping aan het leven dat zich aan ons opdringt. Dat zou eerder de kantiaanse autonomie zijn die zich vertaalt in het werk. Via Schopenhauer kunnen we op het idee komen dat we het leven juist in vrijheid kunnen leven wanneer we het omarmen in zijn noodzakelijkheid. Pulcinella doet dat - zegt Agamben - in het 'gebruiken van zijn lichaam'. Hij heeft die neus, die bochel, dat lichaam. Maar hij kan erom lachen. Dat lachen (zoals we al van Bachtin hadden geleerd) is niet kritisch, niet negatief. Het is ook (anders dan Bachtin misschien dacht) niet op te vatten als verantwoordelijkheid. Het gebruik van het lichaam is 'de manier waarop ik de liefde leef die ik ontvang van het zijn in relatie ermee'. Geen autonomie dus, evenmin ontvankelijkheid, maar gebruik, manier, levensvorm, liefde.

De lach van Tübke, die maakt hij vooral zichtbaar in zijn carnavalssymboliek. Daarmee sluist hij de politieke gebeurtenissen niet weg naar een vage, abstracte, algemene geschiedenis, niet naar het humanisme. De symboliek werkt eerder andersom, naar het leven zelf, zijn leven en wellicht ook ons leven. In september 1989 wordt het enorme panorama over de Boerenoorlog geopend dat Tübke met twintig medewerkers had voltooid. Het blijkt enkele maanden later een mooie voorbereiding op de val van de muur. Ook daarover maakt Tübke dan weer een fantastisch schilderij. Mooier kun je het haast niet bedenken, een panorama waar je middenin staat, een panorama in alle opzichten.

Natuurlijk zien we de galgen, de executies, de halve kitsch, de imitatie van de Mexicaanse muurschilderingen in het Astoria. Wordt de kunst van Tübke daarmee overbodig, slechte imitatie van het leven zelf? Integendeel, zou ik zeggen. Het blijft kunst die we mooi kunnen vinden (of niet natuurlijk, ik wil u tot niets dwingen). Het blijft stijl, techniek, fantasie etcetera. Tübke maakt gebruik van de stijl van anderen, van Bosch, Breughel, en later de lichteffecten van het pointillisme. Steeds wordt het iets eigens, we herkennen zijn handtekening. En wellicht is de man die zijn hand op die handtekening legt, op zijn 'bezoek aan het atelier', Tübke zelf. Het was wellicht zijn laatste bezoek, en wij hebben het mogen bezoeken.
Afbeeldingsresultaat voor tübke atelier
Werner Tübke, Besuch im Atelier, 2001


Geen opmerkingen:

Een reactie posten