maandag 18 juli 2016

Waarom geen epos - HhhH

Iedereen die ik ken en die het gelezen heeft vindt de roman HhhH van Laurent Binet een geweldige roman. Ik ben niet zo van de oordelen en, om er maar vanaf te zijn, vond ik de roman bij voorbaat al fantastisch (wil je het kritischer, lees dan de recensie via deze link). Bij deze blogserie Prijzingen! probeer ik de zaken te prijzen (wat nog iets anders is dan een objectief of subjectief oordeel), de prijzingen te bespreken die in die zaken vervat liggen, en ook wel te bezien of ik de zaken kan betrekken in een handeltje, doordat ik ze laat communiceren met allerlei andere zaken en betekenissen. Liturgie en economie dus, eerder dan kunstkritiek.

Voor het verhaal van HhhH verwijs ik u naar internet. Centraal staat de aanslag op de SS-leider Reinhard Heydrich, in 1942 in Praag door twee Tsjechen van de verzetsbeweging. De titel is een bijnaam van Heydrich die de afkorting is van 'Himmlers hersens heten Heydrich'.

Goed, Binet heeft zich duidelijk laten inspireren door Kundera, en zijn roman is dus een prijzing van Kundera. Die liet zijn personages vluchten naar Parijs, Binet zoekt juist Praag op en ergert zich bijna aan een gevluchte cineaste die hem voorhoudt dat je werk eigenlijk over je geboorteland gaat, ook als het zich elders afspeelt. In het geval van Tsjechië ligt dat sowieso moeilijk, want het land bestaat uit Bohemers en Moraviërs, en zeker voor de oorlog liepen er ook heel wat Duitsers en Joden rond. Praag is net als andere Oost-Europese steden gemodelleerd naar Parijs, dus in die zin kwam Binet terecht in zijn geboorteland, maar gaat zijn boek zeker ook over het niet-Franse Tsjechië, het Tsjechië dat geen hulp van de westerse landen kreeg toen Hitler er binnenviel.

Net als Kundera neemt Binet tussen het verhaal door alle ruimte om zich, als schrijver-verteller, te wijden aan de beschouwing van allerlei aspecten van het genre, met name de verhouding tussen feit en fictie. Precies dit past niet alleen bij Kundera, maar bij dat genre, want de roman is een genre dat zijn best doet om de grenzen van alle genreconventies te overschrijden. Ook speelt Binet met de uitvindingen van het Russische formalisme in de literatuur en de semiotiek, die met Jan Mukařovský overigens ook in Tsjechië een bekende voorstander had. In zijn volgende roman, De zevende functie van taal, werkt Binet die betekenis van de semiotiek uit, maar dan voornamelijk aan de hand van zijn landgenoten, de Franse filosofen van de jaren zeventig en tachtig.

De overschrijding van de conventies gebeurt in de roman zelden radicaal. Ook in HhhH blijven we binnen het proza, worden de gebeurtenissen in volgorde verteld en worden morele betekenissen georganiseerd rondom personages.

Alleen lijkt er een experiment gaande te zijn rondom de weerzin van Binet om van Heydrich een personage te maken. Hij komt er telkens op terug, en de lezer moet zelf flink nadenken om te bezien hoe Binet zijn voornemen probeert uit te voeren. Het heeft er namelijk alle schijn van dat Heydrich wel het hoofdpersonage is van de roman. Alleen die titel al. Het hele leven van Heydrich wordt verteld, tot en met zijn noodlottige einde.

Vanuit mijn Bachtin-studies heb ik wel een idee in welke zin Heydrich geen personage is. De Russische literatuurwetenschapper Michail Bachtin (1895-1975) legt uit dat een auteur de realiteit uitbeeldt door er een achtergrond van te maken bij een personage, de 'held'. Maar utieindelijk is het die auteur niet te doen om de neutrale uitbeelding van de realiteit. Hij herschept de wereld als achtergrond door die te presenteren als het ware vanuit het morele blikveld van het personage. De auteur getuigt van zijn liefde voor de wereld via het personage en zijn herschapen omgeving. Literatuur is een artistieke daad waarmee de auteur indirect moreel intervenieert in de wereld. De lezer vertaalt de artistieke logica (meestal onbewust) in morele waarden waarin hij wordt meegesleept of die door de roman worden versterkt.

Maar nu komt het. Bachtin zegt dat het eigenlijk niet uitmaakt of dat personage zelf moreel in orde is. We hebben immers met een artistieke logica te maken, niet met de uiteenzetting van morele waarden. Verwijzend naar een Russische wijsheid zegt Bachtin dat de auteur zijn held liefheeft niet omdat hij goed is, maar die held is goed omdat de auteur hem liefheeft.

Natuurlijk is het onmogelijk om Heydrich lief te hebben, het blonde beest dat emoties succesvol op afstand wist te houden en uitblonk in wreedheid en efficiëntie. Maar kunnen we in een Bachtiniaanse zin Heydrich beschouwen als een held die door de auteur 'met liefde wordt beschouwd'? In een technische zin zeker. Binet besteedt jaren van zijn leven om zich in het Duitse monster te verdiepen en schildert hier en daar ook de Praagse wereld als het ware door de ogen van Heydrich.

De schrijver-verteller erkent deze technische toespitsing:
'Ik moet wel erkennen dat Heydrich vanuit literair standpunt bezien een prachtig personage is. Alsof dokter Frankenstein al schrijvend aan een roman een schrikwekkend schepsel had gebaard dat was gemodelleerd naar de ergste monsters van de literatuur. Met dit verschil dat Heydrich geen monster van papier is.' (p.108)
Met deze opmerking geeft Binet de opmaat voor de aankondiging van zijn twee echte helden, Jozef Gabčik en Jan Kubiš, de daders van de aanslag. Hun project heet Operatie Anthropoid, een naam die  ons opnieuw bij Frankensteins monster brengt. Heydrich mag dus, zo kunnen we het opvatten, niet worden opgevat als monster van Frankenstein, want hij is niet van papier, en via het schrijven slechts worden toegelaten als het doel van de aanslag.

Heydrich mag geen personage worden omdat hij te ver is gegaan in zijn monsterlijkheid, zo ver dat zelfs de liefde die Frankenstein voor zijn product had nog ongepast is. En wordt Heydrich per ongeluk, zoals ook bij Frankenstein, wel een personage, dan heeft Binet niets anders in de aanbieding dan zijn onwil om hem als zodanig te behandelen. Het is de vraag hoe we deze verklaring moeten opvatten. Waarover zometeen meer.

Met de wending naar zijn echte personages, de Tsjechische aanslagplegers, lijkt Binet zijn roman te verheffen tot een epos, een heldenzang. En net als bij Homerus vinden we in dit epos tragische met komische accenten vermengd. De helden gaan tragisch ten onder wanneer ze zich na de aanslag hebben teruggetrokken in een sanctuary, de crypte van de Kerk van de Heilige Cyrillus en de Heilige Methodius. Ze worden omsingeld door maar liefst 800 SS'ers en plegen na moeizame pogingen van de SS'ers om hen gevangen te nemen zelfmoord om capitulatie te voorkomen. Komische accenten vinden we bij de aanslag zelf, wanneer de stengun niet afgaat, Heydrich lijkt te overleven maar later alsnog bezwijkt aan zijn verwondingen.

Wat maakt een roman tot een roman? De latere Bachtin volgt daarin de Hongaarse communistische literatuurfilosoof Georg Lukács, die meent dat de roman een mislukt epos is. Bachtin neemt die stelling over met omgekeerde voortekens. De roman weet beter uitdrukking te geven aan de essentie van tijd en ruimte, waarin het draait om verandering en onvoltooidheid. Het falen is dus in werkelijkheid het succes.

We kunnen dus ook in HhhH op zoek gaan naar het falen. Waarin faalt deze roman, waardoor hij geen epos is en volgens Bachtiniaanse logica alsnog slaagt, en zelfs beter dan wanneer het een epos zou zijn?

Ik zie twee of misschien drie aanwijzingen.
Allereerst de uitdrukkelijke verklaringen van de schrijver-verteller zelf:
Als ik naar het nieuws kijk, als ik de krant lees, als ik mensen tegenkom, als op op bezoek ga bij mensen uit mijn vrienden- en kennissenkring, als ik zie hoe ieder mens rechtdoorzee en slinks naar beste kunnen over de absurde kronkelwegen van het leven pioniert, zeg ik tegen mezelf dat de wereld belachelijk, aangrijpend en wreed is. Datzelfde geldt eigenlijk ook voor dit boek: het verhaal is wreed, de hoofdrolspelers zijn aangrijpend en ik ben belachelijk. Maar ik ben in Praag. (p.340)
Die schrijver-verteller, is dat Binet? Is het 'het beeld van de auteur' (implied author) zoals literatuurwetenschapper Wayne Booth dat ooit bedacht voor literatuuranalyse, de bewuste en onbewuste keuzes die de auteur maakt om zijn verhaal te vertellen? Of, uitvinding van dezelfde Booth, de unreliable narrator, iemand die door de auteur naar voren wordt geschoven om de lezer in verwarring te brengen? Hoe dan ook zitten we met Booth of zonder Booth in zoiets als de rhetoric of fiction, in het verhaal en niet erbuiten. We moeten deze verteller, de 'ik' van HhhH, beoordelen op zijn geloofwaardigheid, op zijn goede bedoelingen, zoals die verteller naar eigen zeggen heeft geleerd van Flaubert.
Samengevat: deze roman is geen epos omdat de status van de verteller niet, zoals bij Homerus, wordt ondersteund door goddelijke inspiratie. Hij blijft een ik aan wiens geloofwaardigheid we altijd kunnen twijfelen. Dit argument is zeker niet volledig, zeker ook wanneer we bedenken hoe onbeholpen en kleuterachtig de goden in de epen van Homerus te werk gaan.

Tweede aanwijzing: de verteller verlaat Praag: 'Het is voor het laatst, dat voel ik, dat ik in Praag ben.' (p.340) Hij realiseert zich dat de heldendaad van Gabčik en Kubiš een prijs heeft gekost, een heel hoge prijs. Ze namen wraak, maar in feite was de geschiedenis al geschreven. En precies omdat de geschiedenis vastligt, Heydrichs daden niet ongedaan kunnen worden gemaakt, en de wraak van de nazi's op de aanslag ongelooflijk heftig was, en Auschwitz niet heeft voorkomen, zou de roman zich moeten beperken tot een tragedie of komedie, en kan hij nooit modern worden, als de inluiding van een nieuw tijdperk waarin alles beter wordt.

We hebben dus te maken met een prijzing, niet een liturgische prijzing bij het altaar, maar het vaststellen van de prijs, een stukje eronder, in de crypte, waarin beide helden hun dood vonden die helaas niets afdeed aan de prijs. Die was al eerder vastgesteld:
Toen Gabčik en Kubiš landden, was het al vrij laat, de ramp was al voltrokken, op dat moment bleef hun niets anders over dan de wraak. En die was schitterend, maar voor hen, voor hun vrienden en hun volk, duur, heel duur betaald. (p.340)
Is er nog een derde aanwijzing, waardoor we niet blijven hangen in de tragedie maar het accent naar de komedie kunnen verleggen, als uitweg uit een uitwegloze situatie?

Ja, die aanwijzing zie ik wanneer we bereid zijn de roman te lezen als een gebaar, als iets wat dankzij of ondanks onszelf wordt verteld, volgens de wetten van een genre, in een soort verstijving die zichzelf maskeert als flexibele wijsheid à la Kundera. Een ondraaglijke lichtheid zou je kunnen zeggen, de lichtheid van de overbodige toevoegingen die overbodig worden verklaard. Binet doet dat wanneer hij Kundera citeert over de joden van Terezín (Theresienstadt):
"Over hen schrijft Kundera: 'De joden van Terezín maakten zich geen illusies, ze leefden in de wachtkamer van de dood, hun culturele leven werd door de nazipropaganda gebruikt als alibi. Hadden ze dan toch af moeten zien van die kortstondige en bedrieglijke vrijheid? Hun antwoord was kristalhelder. Hun leven, hun scheppingen, hun exposities, hun strijkkwartetten, hun liefdes, heel dat spectrum van hun leven as onvergelijkbaar veel belangrijker dan de macabere komedie van hun cipiers. Dat was hun inzet.' Hij voegt eraan toe, ten overvloede: 'Dat zou ook de onze moeten zijn.'" (p.160)
'Ten overvloede'.... Daarmee duidt de ik-figuur van HhhH precies de kern aan van Kundera's moralisme dat de ikfiguur zelf overneemt en overvloedig verklaart, in een verklaring waarmee hij de wijsheid van Kundera nog even lijkt te overtreffen. Daar kan ik niet meer overheen, ik verklaar bij deze, geloof me of niet, dat we te maken hebben met een roman, niet met een epos.

Laten we de conclusie hernemen en terugleggen over de lijn die ik heb geprobeerd te volgen.

HhhH ziet er uit als een epos, een heldenzang. Toch is het een roman, vanwege de vertelinstantie, vanwege de blootstelling aan de mislukking, en in laatste instantie omdat de ik-figuur iets heeft met overvloedige verklaringen. Daarmee schaart Binet zich in de traditie van Kundera die op zijn beurt weer in een traditie staat van Oost-Europese roman-interpretatie. Een andere denker uit deze traditie is Bachtin, die literatuur opvat als een indirecte morele bijdrage van een auteur aan de cultuur.

Een overvloedige verklaring lijkt een reflectie over wat er gebeurt, maar moeten we in feite opvatten als een teken van onmacht. De auteur beseft dat hij niet bij machte is om de betekenis te bepalen van wat hij schrijft en grijpt daarom terug op goede bedoelingen, verklaringen, het overbodig verklaren van die verklaringen enzovoort. In de kern wil hij daarmee zeggen: er is helaas gebeurd wat er is gebeurd, er is geen afgesloten, zinnig verhaal over te vertellen, maar ik kan het ook niet laten.
Om dus nog terug te komen op de weerzin van de ikfiguur om van Heydrich een personage te maken: dat is een verklaring. Wanneer namelijk Heydrich per ongeluk toch een personage is geworden, dan wil de ikfiguur hem niet als zodanig behandelen. Hij wil het niet, en heeft in elk geval gezegd dat hij het niet wil. Dat wij het maar weten.

Overvloedige verklaringen dus. Zo'n beetje als deze blog, waarin ik mijn verlangen om over de roman HhhH te schrijven maar een beetje heb opgetuigd met wat literatuurtheorie...

Waarom geen epos, zou je nog kunnen zeggen. Gebruikt Homerus niet ook vaste formuleringen, epitheta ornantia, scènes die volgens vaste formules verlopen? Zo moeilijk is het dus om te mislukken...


Afbeeldingsresultaat voor verteller


Geen opmerkingen:

Een reactie posten