maandag 4 augustus 2014

Dautzenberg - en dan komen de foto's

Dit boek lag nu al in de bieb en ik besloot het dan ook meteen maar te lenen. Eerst had ik van deze schrijver enkele indringende boeken gelezen, en geprezen. Nu leek me dat dit nieuwe boek ook wel te prijzen was.

Inmiddels ben ik al erg gewend aan de dingetjes van deze schrijver, deze Anton. Hij schrijft meteen in het begin al verhalen die nogal weerzinopwekkend zijn. Maar dat gebaar hoort zozeer bij de literatuur dat de kenners worden geselecteerd en de verhalen verder kunnen met een elite die zichzelf als zodanig kent.

Hier en daar bevreemdt zelfs een terughoudendheid dan weer. Mag je zelfs in de literatuur niet meer een pornoscène verzinnen rond Robert M en kleuters? Is dat dan niet gewoon zelfcensuur van deze schrijver?

De verhalen maken de indruk dat de schrijver steeds doelbewuster afgaat op zijn mislukking, zijn mislukking als schrijver. Het is weliswaar spottend en met licht cynisme, maar zelfs als hij cynisch is, is het met zo'n erkend cynisme dat de toon van de biecht erdoor klinkt. Anton in de biecht. Zo eindigt het boek ook, met de bezwerende biecht dat Anton te laf is voor poëzie bij Ingmar Heytze.

Het eindigt, bijna dan. Want de verhalen zijn ook een poging om in een voorafbepaalde afstand tot de filosofie de variatie van vormen te verbinden aan een vitalistisch ik, een ik dat houdt van vertellen en via dat vertellen het leven blijft vinden in al zijn rijkdom. Mits op voldoende afstand van filosofie en poëzie, zich vastklampend aan het alledaagse, volkse taalgebruik.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten